I. De periode 1920-1945: verblijf in Noord-Brabant, Antwerpen en Den Haag
Afkomstig uit Roosendaal
Han Werz is op 30 juli 1920 geboren te Roosendaal als vierde kind in een rooms-katholiek gezin met uiteindelijk zes kinderen. Zijn ouders zijn Anton Werz (1882-1940) en Maria Voeten (1888-1968). Boven zich heeft hij heeft twee oudere broers en een zus: Stephan (1914-1936), Annie (1915-1965) en Piet (1917-1970); onder zich verder nog de nakomelingen Ria (1926-1951) en Teun (1927-1999). De eerste jaren van zijn leven woont Han met zijn ouderlijk gezin in een bovenwoning op het adres Markt 23a. Op de begane grond is in die tijd de hoedenzaak van dhr. en mevr. Mol gevestigd; thans de schoenenzaak Emmen schoenen. Ergens in de loop van de jaren twintig (vóór 1929) verhuist het gezin naar een vrijstaande grote woning aan de Spoorstraat 14, waar men tot medio februari 1939 zal blijven wonen. Een foto uit 1944 toont dit huis, beschadigd door het toenmalige oorlogsgeweld in Roosendaal. De familie Werz woonde er toen al niet meer, zodat dit lot hun bespaard is gebleven. Op 17 februari 1939 is men verhuisd van de Spoorstraat naar de helft van een nieuw gebouwde (eerste-steen-legging 1938), grote twee-onder-een-kap-woning aan de Admiraal Lonckestraat 8. Van 1942 tot de bevrijding van Zuid-Nederland in 1944 is NSB-burgemeester Jacques Daems daar hun buurman. Als saillant detail kan in dit verband nog genoemd worden dat broer Piet in de oorlog een belangrijke rol in het Roosendaals verzet heeft gespeeld.
Sfeerbeeld van het ouderlijk gezin
Han groeit op in een gegoed milieu. Men kan zich bijvoorbeeld de luxe van een huishoudster en een naaister permitteren. In een door zoon Stephan vanaf januari tot medio juli 1929 bijgehouden dagboek (door hem 'Journaal' genoemd), noteert hij op 7 februari: 'Het was vandaag de verjaardag van Lena, de meid. Als geschenken kreeg zij een schort van papa en mama, van Piet en Han ieder een kous, van Annie kreeg ze evenals van mij een pantoffel, van Tony [Teun] een rolletje flikjes en van Ria een stuk Noga'. Een dag later is de naaister jarig, die 'elke vrijdag bij ons komt naaien'. Zij wordt door de familie gul verrast met 'eenzilver portretlijstje' als verjaardagscadeau. Volgens informatie van Anneke Voermans uit Wouw was bovengenoemde Lena haar moeder, die destijds vanaf haar 14de jaar tot aan haar trouwen in het gezin Werz heeft gewerkt. Zij was er voor de verzorging van de nog jonge kinderen, maar mocht bijvoorbeeld als jong meisje ook meehelpen bij het opdienen van de regelmatig gehouden diners voor gasten in huize Werz.
Het dagboek van Stephan is vooral een feitelijk relaas van gebeurtenissen in zijn leven, waarbij hij bijvoorbeeld trouw (bijna dwangmatig) iedere dag noteert hoeveel uren de zon heeft geschenen en hoeveel eieren de circa 50 kippen van de familie hebben gelegd. De beschrijvingen van de diverse gebeurtenissen komen gevoelsarm over. Enkele voorbeelden: '[niet gedateerd] Vandaag kwam Circus Hagenbeck in Roosendaal met olifanten, tijgers leeuwen, beren, enz. Er is hier in de straat door een circus wagen een kind overreden. De zon scheen +/- 10 uur' en '10 maart zondag. Mama was vandaag niet goed, en heeft bijna den geheelen dag op bed gelegen. De zon scheen 11 uur'. Ook elders schrijft hij '[niet gedateerd] Moeder is vandaag weer ziekelijk'. De vader komt weinig in beeld in het dagboek. Slechts één keer beschrijft Stephan een samen met hem gemaakt uitstapje naar Hoogstraten in België, waarover hij onder meer noteert: 'We hebben daar de processie van het H. [Heilig] Bloed gezien en ook de doek van het H. Bloed'. Al met al roept het dagboek een sfeerbeeld op van een ouderlijk gezin waarin de kinderen (waaronder Han) in emotioneel opzicht niet altijd aan hun trekken zullen zijn gekomen.
Han in het dagboek van broer Stephan
Han zelf wordt in het dagboek van broer Stephan slechts sporadisch genoemd. Los van de cadeautjes die hij aan familieleden en de meid geeft op hun verjaardagen komen we zo nu en dan een impressie van zijn doen en laten tegen. Hierin komt komt hij naar voren als een (bij zijn leeftijd van 8 jaar passend) beweeglijk en ondernemend kind. Op 3 januari 1929 schrijft broer Stephan in zijn dagboek: 'We hadden vandaag echter 2 druktemakers minder, Piet en Han moesten n.l. naar school'. Drie dagen later stoort hij zich opnieuw aan het in zijn beleving drukke gedrag van Han: '6 Januari Zondag. Vanmorgen leek het wel of Han de val ziekte had, toen we in de kerk zaten liet hij eerst zijn muts vallen, daarna zijn kerkboek en even later zijn cent om in de schaal te gooien, tenslotte scheelde het niet veel of hij lag zelf op de grond'. Een dag later volgt opnieuw een notitie: 'Tegen 4 1/2 uur kwam Han thuis uit school, hij was kletsnat, want hij had in het water gezeten. Hij vertelde er niets aan te kunnen doen, maar dat het de schuld van het ijs was, want dit brak'.
Artistiek milieu
Het is anderzijds ook een artistiek milieu waarin Han opgroeit. Zijn vader is als boekhouder werkzaam bij de Gemeente Roosendaal, maar daarnaast ook kunstzinnig aangelegd. Han’s oudste broer Stephan volgt een middelbare beroepsopleiding leraar tekenen en broer Piet Werz drijft in de jaren veertig een kunsthandel in Roosendaal (Molenstraat 60), waar Han in 1945 zijn eerste solo-tentoonstelling krijgt. Volgens Han zelf kon hij als klein kind eerder tekenen dan praten en tot zijn eerste herinneringen behoren die van de geur van papier en kleurkrijt in combinatie met de voldoening iets ‘gemaakt’ te hebben. Vanaf zijn tiende jaar trekt Han er samen met zijn oudere broer Piet regelmatig op uit om te gaan tekenen in de natuur rondom Roosendaal.
Ook elders in de familie is er sprake van beeldend kunstenaars. Allereerst is daar oom Johan (Johan Werz, 1888-1957), een broer van Han's vader, op wie verderop nog nader wordt teruggekomen. Dan is er ook Anton Wirtz (1872-1945), een neef van Han's vader, die in ieder geval tussen 1908 en 1914, maar mogelijk ook nog in 1929 met zijn gezin woonachtig is in Roosendaal. Hij is behalve beeldhouwer ook schilder, lithograaf, etser, vervaardiger van houtsnedes en tekenaar; daarnaast is hij leraar tekenen en boetseren.
De grootvader van Han, Stephan Werz (1848-1939), vormer-ciseleur van beroep, is afkomstig uit Bendorf (Duitsland) en droeg oorspronkelijk ook de achternaam Wirtz. Han's broer Stephan schrijft in het jaar 1929 in zijn dagboek: '[niet gedateerd] Om 12 uur zijn zij [zijn vader Anton en zus Annie] bij Wirtz(familie van ons, zoo was ook de naam van bonpa [zijn grootvader Stephan] bij zijn geboorte, dat is nu Werz) gaan heten, [...]'. Dit verhaal wordt bevestigd door de in Roosendaal geboren edelsmid Eloy Werz (1932-2011), een neef van Han en zoon van de eerder genoemde oom Johan. Zo vermeldt hij in zijn in de jaren tachtig opgestelde genealogie van de familie Werz met betrekking tot Stephan Wirtz onder meer: 'Huwt te Den Haag op 19-12-1877, bij welke gelegenheid de naam Wirtz in Werz abusievelijk veranderd wordt, [...]'. Op een oude familiefoto uit circa 1900 is grootvader Werz zittend afgebeeld als hoofd van zijn toenmalig gezin met rechts achter hem staand zoon Anton en geheel rechts zoon Johan.
Vroege inspirators op kunstzinnig gebied
Van grote invloed op de vroege artistieke ontwikkeling van Han is met name oom Johan, een broer van zijn vader. Hij is een man met passie voor oude beeldende kunst en architectuur. Oom Johan is in Roosendaal ook educatief actief, onder andere als docent tekenen aan de beide lycea, directeur van de avondtekenschool en medeoprichter van de plaatselijke oudheidkundige kring De Ghulden Roos. Tevens is hij conservator van het gelijknamige museum, destijds gevestigd in het oude raadhuis van Roosendaal. Oom Johan tekent en schildert zelf ook met een voorkeur voor oude, pittoreske huizen (of bouwkundige onderdelen daarvan) en dorpsgezichten. In het eerder genoemde dagboek van Han's broer Stephan komt ook naar voren dat oom Johan in het jaar 1929 ontwerpen heeft gemaakt voor het vaandel van de plaatselijke 'Roomsch Katholieke Ambtenaars vereeniging', waarvan vader Anton vice-voorzitter is, alsook voor een glas-in-lood raam dat bestemd is voor de Sint-Anthoniuskerk, die dan 25 jaar bestaat. Over dit laatste schrijft Stephan niet zonder trots: '[zonder datering] De parochianen hadden voor een nieuw kerkraam gezorgd, glas in lood. (Er zijn nu reeds 3 gebrandschilderde ramen, waar oom Johan de ontwerper van is)'.
Op het gebied van beeldende kunst is oom Johan een voorstander van gedegen vakmanschap en wars van moderniteit. Dit geldt ook voor de directeur van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen waar Han zijn basisopleiding heeft genoten: Isidore Opsomer (1878-1967). Deze vooraanstaande Belgische beeldend kunstenaar, die zelf onder meer door het Amsterdamse neo-impressionisme van George Hendrik Breitner (1857-1923) geïnspireerd was, doceerde dat een goed schilderij primair ‘een streling voor het oog’ moet zijn met als essentiële elementen een goede balans tussen kleur, vorm en lichtval. Felix Timmermans schetst tijdens een voordracht in 1943 over Opsomer (een goede vriend van hem): ‘Die zin voor de schoone realiteit, de vrees voor de fantasie, gefilosofeer en theories heeft hem dan ook gered van de uitwassen, die de moderne kunst met hare experimenten tot een blinde-darm ontsteking heeft gebracht’.
Traditioneel werk
Afgezien van zijn eigen, behoudende karakterstructuur lijkt de conservatieve kunstzinnige opstelling van zijn leermeesters Johan Werz en Isidore Opsomer bij Han een blijvende invloed te hebben nagelaten wat betreft zijn manier van werken als beeldend kunstenaar. Ook bij hem is er in zijn werk geen sprake van serieuze experimenten om tot een fundamenteel andere stijlontwikkeling te komen, noch van sociaal engagement of een morele boodschap.
In 1957 vermeldt recensent Paul Haimon in een (niet nader geïdentificeerde) Limburgse krant: 'Han Werz deelt zichzelf daarmee in bij de traditionalisten, hij maalt er niet om, dat deze momenteel niet meer in de mode zijn. Hij is niet modieus. Dat zijn wel de epigonen van abstracten, surrealisten en action painters'. Op soortgelijke wijze wordt over Han's visie op zijn werk geschreven in een interview met hem, verschenen in het Weekblad voor de bollenstreek van 24 maart 1976: 'Men behoeft evenmin te zoeken naar hetgeen de schilder [Han Werz] met zijn werk bedoelt. En hij van zijn kant behoeft dat niet op ingewikkelde kunstenaarswijze uit te leggen. Frases als die van een Heyboer of Appel zijn hem vreemd en acht hij zelfs misleidend. Zijn uitleg bij een schilderij hier, een aquarel daar getuigt alleen van liefde. Liefde voor het onderwerp en liefde voor het resultaat, dat hij bovendien gedragen weet door absoluut vakmanschap'. Met de nodige zelfkennis vermeldt Han in genoemd interview ook: 'Ik maak wat bij mij hoort'.
In 1994 wordt door Han zelf in een brochure bij zijn expositie in het gemeentehuis van ’s-Heerenberg omtrent de keuze van zijn onderwerpen verwoord dat dit met name ‘de simpele, gelukmakende dingen uit mijn directe omgeving en de verstilde natuur’ betrof. De in zijn nagelaten administratie bewaard gebleven titels van zijn werken zijn ook steeds uiterst kort en zonder franje-achtige opsmuk of diepere symbolische betekenis, zoals: 'Stilleven met perenpotje', 'Goudsbloemen', 'Valappels', 'Voorjaar', 'Vuurtoren Noordwijk', 'Duinen', 'Noordzee', 'Lucht' of ‘Limburgs landschap’.
De aard van Han's werk
Door de jaren heen is Han in de kern van de zaak steeds zijn, reeds in de jaren veertig ontwikkelde, traditionele stijl van werken trouw gebleven. Deze kan gekarakteriseerd worden als figuratief en in zijn olieverfschilderijen en aquarellen vaak impressionistisch van aard met bijbehorende persoonlijke beleving van de werkelijkheid in plaats van nauwgezette natuurgetrouwheid. Dit alles in een meestal forse, expressieve penseelstreek neergezet. Han’s stijl lijkt in dit opzicht verwant aan de neo-impressionistische Hollandse schilderkunst van de Tachtigers in de 19de eeuw, die grote belangstelling hadden voor een individuele, atmosferische verbeelding van de werkelijkheid in combinatie met een losse toets van schilderen. Niet voor niets wordt Han in een op 6 november 1954 in de Nieuwe Leidsche Courant verschenen kunstrecensie naar aanleiding van een expositie van zijn laatste werk bij hem thuis in Leiden gekarakteriseerd als ‘van nature een man van atmosfeer en de poëzie der kleine dingen’.
In tegenstelling tot zijn olieverven, aquarellen en penseeltekeningen zijn veel potloodtekeningen van Han daarentegen juist detaillistisch van aard. Begin jaren zestig, waarschijnlijk beïnvloed door het werk van bevriend beeldend kunstenaar Mathieu Vroemen (1921-1993) uit Maastricht, maakt Han ook gedurende een korte periode enkele prachtige expressionistische schetsen in een fijngevoelige, losse, ‘kriebelige’ tekenstijl. De (getekende) lijn heeft Han volgens eigen zeggen altijd geboeid. Volgens een in het Vrije Volk van 29 juli1950 verschenen interview met hem zag hij in een schilderij ‘liever een goede tekening, die zwak van kleur is, dan een spel van alleen maar kleur’.
Stijlontwikkeling door de jaren heen
Hoewel consequent naturalistisch van aard kan met name in Han’s olieverven door de jaren heen wel een ontwikkeling qua vormgeving en kleurgebruik worden waargenomen. Zijn werk uit de jaren veertig wordt - met name waar het zijn stillevens betreft - gekenmerkt door een enigszins statische, monumentale vormgeving met een weliswaar warm maar vaak nogal donker kleurgebruik. In zijn olieverf-portretten gebruikt hij dan al wel meer kleur en is er sprake van een meer losse toets. In het begin van de jaren vijftig breekt - mede als gevolg van zijn bezoeken aan Parijs en een reis naar Zuid-Europa - een expressief, fel kleurgebruik in al zijn werk door in combinatie met een losse penseelvoering. Deze stijl zal zich tot en met de jaren tachtig handhaven. In de laatste fase van zijn leven, gedurende de jaren negentig, is er sprake van een terugkeer naar een meer statische vormgeving van de onderwerpen - met name waar het om zijn stillevens gaat - , maar dit maal in combinatie met een voornamelijk licht en tevens transparant kleurgebruik, wat zijn werk een op bezinning gericht, bijna meditatief karakter geeft. Stadsgezichten maakt hij niet meer in deze laatste fase en ook in zijn landschappen verdwijnen steeds vaker de sporen van menselijke activiteit, zoals bebouwing, waardoor op geabstraheerde wijze een pure natuurbeleving overblijft, vaak op de grens van land en lucht met imposante wolkenluchten, die soms een dreigend karakter dragen.
Genoemde ontwikkeling is ook in zijn etsen waarneembaar. De exemplaren uit de jaren veertig betreffen vooral pittoreske stadsgezichten, boerderijen en polderlandschappen, die op tamelijk drukke en volle wijze in de etsplaten zijn gegraveerd met soms aanvullend een Rembrandt-achtige verdeling van lichte en donkere vlakken. Dit in tegenstelling tot de veel latere etsen uit de jaren tachtig van Friese landschappen, die in alle opzichten een veel rustiger aandoend, opener karakter dragen.
Opleiding in Antwerpen en Den Haag
Terugkerend naar de periode van zijn jeugdjaren kan gemeld worden dat er een langdurige marteling op de Roosendaalse mulo voor nodig was voordat werd ingezien dat Han maar voor één opleiding deugde: die van de beeldende kunst. In 1938 start hij op de Antwerpse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten een driejarige opleiding tekenen en schilderen. Volgens bewijzen van inschrijving van genoemde Academie is Han in die periode woonachtig in Roosendaal (op het adres van zijn gezin van herkomst). In de periode 1938-1941 heeft Han bijna drie jaar lang verkering met medestudente Joke Kools (1921-1979), die eveneens uit Roosendaal afkomstig is (informatie van Jokes dochter Jet Legierse d.d. mei 2016). Op een groepsfoto uit 1940 heeft Han zijn handen amicaal op de schouders van de voor hem zittende Joke gelegd. Een aquarel van Joke uit 1938 met een pittoresk stadsgezicht van het oude centrum van Antwerpen toont haar kunstzinnig kunnen op 17-jarige leeftijd.
Op de Academie krijgt hij onder andere les van Willy Kreitz (1903-1982), Carlo de Roover (1900-1986), Leclerck en Robert van Cauwenberghe(1905-1985). Naast tekenen en schilderen maakt Han zich hier ook, onder begeleiding van Louis Peeters (1876-1964), de techniek van het etsen eigen, waarvoor hij veel aanleg blijkt te hebben. In 1940 doet hij met medestudenten van de Academie mee aan een groepstentoonstelling in Hemixem (België). Voorjaar 1941 voert Han, samen met nog twee andere studenten, ergens in Nederland (plaats onbekend) een studie-opdracht uit. Afgaande op een bewaard gebleven foto uit die tijd betreft het minimaal één religieuze koepelvormige plafondschildering in een kerkgebouw met meerdere koepelgewelven. Directeur Opsomer laat in een schriftelijke verklaring d.d. 28 maart van dat jaar weten dat het voor Han van groot belang is 'dat hij aan deze opdracht gevolg geven kan, daar het voor zijn kunstopeiding een voortreffelijk leermiddel is'.
In het op 16 juli 1941 afgegeven Academie-getuigschrift wordt door Opsomer met betrekking tot Han Werz vermeld dat deze steeds heeft blijkgegeven van ‘grote ijver, ernstige regelmatigheid en uitzonderlijke begaafdheid’. Elders wordt Han door Opsomer lovend gekarakteriseerd als ‘een van de belangrijkste schilders van de toekomst’ (bron: interview met Han, gepubliceerd in de Nieuwe Leidsche Courant van 25 september 1948). Dat Han's etsen in die tijd ook gewaardeerd worden, blijkt onder meer uit het feit dat eind 1941 een (niet nader omschreven) exemplaar door de Gemeente Roosendaal cadeau wordt gedaan aan dhr. F. Verheijen, afdelingschef bij de gemeentewerken, in verband met diens 25-jarig jubileum (bron: Dagblad van Noord-Brabant d.d. 5 december 1941).
In de periode 1941-1942 volgt Han nog een extra studiejaar aan de Academie te Antwerpen. Een foto uit die periode toont Han samen met een aantal studiegenoten, waaronder Maria Segers (1922-1979) en de Roosendaaler Wim Schütz (1921).
Daarna eindigt voor hem de Antwerpse periode tot zijn grote spijt. In een bewaard gebleven schoolschriftje met als titel ‘Gedichten en Vertelsels door: Han Werz - met tekeningen van den schrijver’, door hem tussen 18 december 1943 en 16 februari 1944 tijdens zijn onderduikperiode in Sprundel geschreven, blikt Han in zijn vertelsel ‘Overpeinzingen’ (d.d. 18 december 1943) met weemoed terug aan de Antwerpse tijd: 'Voor een jaar [vorig jaar] was ik nog in ’t schoone Vlaanderen. In de gouden stad aan de Schelde. Dat was een tijd van heerlijk werken. Toen tekende ik de grote kerken. Maar dan werd voor mij de poort gesloten. En moest ik in ’t vaderland gaan wonen. Ik ben dan naar Den Haag getogen’. In de hofstad bekwaamt Han zich in het studiejaar1942-1943 op de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag verder in het portrettekenen en -schilderen bij Han van Dam (1901-1975) en figuurtekenen bij Henk Meijer (1884-1970). In deze Haagse periode woont hij op het adres Laan van Meerdervoort 225.
De oorlogsjaren tot aan de onderduikperiode
Of Han zich als afgestudeerd kunstenaar al dan niet daadwerkelijk heeft laten inschrijven bij de in 1942 opgerichte Nederlandsche Kultuurkamer (met bijbehorende nationaal-socialistische ideologie) is niet bekend. Wie artistieke arbeid verrichtte zonder te zijn ingeschreven bij genoemde Kultuurkamer riskeerde destijds een boete van ten hoogste 5.000 gulden. Vast staat dat de schrijver Bert Voeten, NK-correspondent afdeling West-Brabant, Han in december 1941 heeft bezocht, waarover hij aan de betreffende afdeling van de Nederlandsche Kultuurkamer op 14 januari 1942 het navolgende schriftelijk rapporteert: ‘De jonge Werz had zich - naar mij bleek - uit vooroordelen een beeld gevormd over onzeKultuurkamer‘ en ’Nadat ik hem echter het doel en de inrichting van de Kamer had uitgelegd en hem erop had gewezen, dat zij uitsluitend de organisatie van de kunstenaars beoogt en een algemene verbetering van hun sociaal-economische basis, doch in het geheel niet wil ingrijpen in de vrije ontplooiing van hun artistieke drift, draaide hij bij en bij het afscheid had ik hem als sympathisant gewonnen’ (Uit: A. Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie. Deel 1. Het systeem. Amsterdam, 1988, pag. 287).
Op 6 mei 1943 wordt door de Duitse bezetting een landelijke beschikking afgegeven met betrekking tot de verplichting tot aanmelding voor de ‘Arbeitseinsatz’ voor alle mannen van 18 tot 35 jaar. Nog diezelfde maand wordt Han geronseld voor werkzaamheden in Frankrijk, waarschijnlijk via de Organisation Todt die arbeidsprojecten ten behoeve van de bouw van de Atlantikwall organiseerde. Han belandt in Cherbourg waar hij enkele maanden verblijft. In zijn eerder beschreven dagboekschriftje vermeldt hij hierover op 18 december 1943 in het vertelsel ‘Overpeinzingen’: ‘Maar toen moest ik voor de Arbeitseinsatz weg. En was het uit, weg met het palet. Ik trok echter het schone Frankrijk in. Tot dicht aan zee, waar een stadje lag [Cherbourg]. Boven vanaf een berg, toen ik dit alles zag. Heb ik me er bij neergelegd en zag. Dat alles zijn bestemming heeft. Ook al loopt het al eens scheef'. In Cherbourg krijgt Han op 19 juli van de Duitse bezetting, beducht voor spionage-activiteiten van verzetsmensen, een (bewaard gebleven) bekeuring aan zijn broek vanwege zijn overtreding van het verbod om in de openlucht te tekenen of schilderen!
Onderduikperiode in Sprundel
Augustus 1943 mag Han vanuit Cherbourg met verlof en keert hij terug naar Brabant. Om nieuwe gedwongen tewerkstelling te voorkomen, duikt hij later dat jaar onder op het Brabantse platteland op twee verschillende adressen. In zijn dagboek-‘Overpeinzingen’ rijmt hij hierover: ‘Doch toen kwam een tijd dat het uit was met de pret. Ik mocht zelfs niet meer in mijn eigen bed. Weer moest ik weg, want overal zit de N.S.B en Weermacht achter ons aan. Maar met wat moeite, houden we die wel van ons vandaan. Nu zit ik op een plaats in Nederland. Waar het is, kan ik niet zeggen. Maar tussen ons allen is een band. En die kan niemand ons ontzeggen. En zo wachten we onze vrijheid af. We vertrouwen en hebben allen moed. En eens zal komen de dag. Dat het voor ons allen is goed. Dan zingen we het Wilhelmus, en niemand die ons iets doet. Geschreven den 18 Dec. 1943 door een ondergedoken student’.
De eerste periode van zijn onderduiken verblijft Han, samen met nog een andere onderduiker (voornaam Cor), in een opvangadres te Sprundel, een dorp gelegen tussen Roosendaal en Breda. We weten dat, omdat Han in december 1943 tijdens een wandeling in de buurt (samen met Cor) een in zijn dagboekschriftje beschreven kijkje neemt in het kleine schilderachtige huisje van een oud vrouwtje met de plaatselijke bijnaam Anneke Piek. Ook maakt hij kleine schetsjes van zowel het exterieur als interieur van het bijzondere huisje. Over deze Anneke Piek, destijds woonachtig op het adres Broekestraatje 2 te Sprundel, verschijnt in 1953 een krantenartikel in De Stem van 7 maart. De dorpsbewoners denken dat zij een heks is, zo wordt onder meer geschreven. In 1988 wordt een uitgebreid artikel van de hand van Wim Vergouwen over haar gepubliceerd: 'Anneke Pieke en het kleinste huisje van Nederland' (in het Jaarboek van de Sprundelse Heemkundekring 'Onder Baronie en Markiezaat' (pag. 10-23). Dezelfde Wim Vergouwen heeft voorjaar 2015 op verzoek van de schrijver van deze kroniek nader onderzoek gedaan naar het Sprundelse onderduikadres van Han. Dit blijkt te gaan om Bartholomeus van den Broek (1876-1963) en zijn zuster Maria (Mie) Hendrica van den Broek (1882-1966) die een (inmiddels afgebroken) boerderij bewoonden op de hoek van het Broekestraatje en de Ettenseweg.
De opvangmoeder van het onderduikadres te Sprundel wordt door Han aangeduid met tante Mie. In het dagboekonderdeel 'Geschr.[even] aan de plattebuis bij Tante Mie in Dec. 1943’ noteert hij de navolgende sfeerschets van zijn verblijf op dit onderduikadres: ‘Het vriest dat het kraakt. De ramen zijn dik aangeslagen. Het is guur buiten, niemand is op de weg te zien. Binnen is het gezellig. De pot van de kachel staat gloeiend. Het water in den ketel staat zachtkens te borrelen. Allen zijn gezeten rond het gezellige vuur. De damp slaat van het gezicht van onzen buurman, die zojuist is binnen gekomen. Allen zijn stil, de vrouwen breien aan de dikke sokken voor de mannen. En de mannen smoren hun pijpen. Alles ademt rust en vrede. Doch, buiten, raast de wind, en een ijzige koude komt van onder de deur, zodat de vlammen in de kachel hoog opslaan. Stil aan wordt het 10 uur. Neemt gij uw rozenkransken maar eens Cor, zegt Tante Mie. Cor gehoorzaamt, legt zijn pijp neer en begint te bidden. Nu hoort men een tijd lang niets anders dan het gemompel van de weesgegroetjes en onzevaderkens, tot dat het bid voor ons komt. En na een kruisken gemaakt te hebben, staan allen op en gaan naar bed’. Van de in dit sfeerbeeld genoemde Brabantse plattebuiskachel in de kamer van het onderduikadres is een op 4 december 1943 door Han gemaakte, losse potloodtekening bewaard gebleven.
In het vertelsel ‘De vlucht’ (niet gedateerd) maakt hij gewag van een voor hem spannende gebeurtenis: ‘Het was juist half 8, toen Tante Mie op onze deur klopte, en zegde, dat we vlug moesten maken, dat we weg kwamen, want de Mof was in het dorp met ’n overvalwagen. Wij natuurlijk zo vlug we konden het bed uit, ons aan gekleed, en gewassen, ja dat vergaten we toch niet, in onze haast. Toen zonder eten de straat op, de koude tegemoet’. Na de hele ochtend wat rondgezworven te hebben, genoten te hebben van de natuur en aardige mensen te hebben ontmoet, keren de vluchtelingen tegen de middag hongerig terug naar de boerderij van het onderduikgezin, 'waar de boeren boterhammen met boeren bloedworst ons reeds toelachten'. Afsluitend schrijft Han over deze spannende gebeurtenis in positieve bewoordingen: ‘Van de Moffen, was geen spoor meer te zien. Zo hadden die Moffen ons zonder het zelf te weten, geen angstigen maar een gezellige, mooie dag bezorgd’.
Februari 1944 verblijft Han volgens een vermelding in zijn dagboekschriftje nog steeds op zijn onderduikadres in Sprundel. Uit deze periode stamt slechts één vertelsel van Han, ‘Geschreven Woensdag 16 Febr. 44 te Sprundel’. Het vertelsel, getiteld ‘Werk’, is interessant omdat Han hierin zijn fantasieën, actuele visie en toekomstverwachting met betrekking tot zijn kunstenaarschap beschrijft. Het is verderop in deze biografie integraal overgenomen.
Onderduikperiode in Loosbroek
Afgaand op een foto uit de zomer van 1944 verblijft Han op dat moment als onderduiker bij de familie Langenhuizen in hun boerderij aan de Nistelrodesedijk 6 te Loosbroek, samen met nog een andere onderduiker, Seraar Westerlaken afkomstig uit 's-Hertogenbosch. Familie Langenhuizen bestaat op dat moment uit de broers Janus (geb. 1905), Hendrik (geb. 1914) en Wim (geb. 1917), en hun zuster Nel (geb. 1902). Uit 1944 zijn verschillende tekeningen en olieverfschilderijen van hem bekend, die impressies geven van het Brabantse platteland in de vorm van boerderijen, een oude houten schuur waarnaast de was aan de lijn te drogen hangt (een olieverfschilderij) en de kerk van Dinther. Nazaten van de familie Langenhuizen wonen nog steeds in de boerderij te Loosbroek waar Han ondergedoken is geweest en bezitten een door hem in olieverf uitgevoerd stilleven uit 1944 met een vaas met bloemen. De bovengenoemde, door Han geschilderde oude houten schuur stond volgens hun informatie destijds naast de familieboerderij aan de Nistelrodesedijk.
In de zomer van 1944 ontmoet Han in zijn Midden-Brabantse onderduikomgeving de vijf jaar jongere, in Schiebroek geboren maar op dat moment in Leiden woonachtige LiesBeth (toen nog officieel Beb geheten, maar in de omgang Elsje genoemd) de Wit, die er op zomervakantie is met haar ouderlijk gezin. Vervolgens is er maanden lang geen direct contact tussen de geliefden, mogelijk als gevolg van de verschillende momenten waarop Zuid-Nederland (reeds in het najaar van 1944) en West-Nederland (mei 1945) worden bevrijd. Han blijft vermoedelijk al die tijd in de kost bij de familie Langenhuizen te Loosbroek, alleen nu niet meer als onderduiker. Eind 1944 is Han hier getuige van de aanleg van een klein vliegveld voor geallieerde vliegtuigen (in opdracht van de Britse RAF) op een stuk land tegenover de boerderij van zijn gastgezin. Dit vliegveld, bekend onder de codenaam 'B.88 Heesch', is operationeel van medio december 1944 tot medio april 1945. Op een foto uit die tijd is Han te zien te midden van een groep Engelse piloten met een van hun Spitfire gevechtsvliegtuigen op de achtergrond. Kort na de bevrijding van geheel Nederland in 1945 verlooft Han zich met LiesBeth (op 12 augustus). Uit een annonce van deze verloving blijkt met betrekking tot het hierin genoemde woonadres van Han dat hij inmiddels vanuit Loosbroek is teruggekeerd naar zijn ouderlijk huis aan de Admiraal Lonckestraat in Roosendaal.
Dagboekvertelsel 'Werk' uit februari 1944
Over zijn werk als kunstenaar schrijft Han op 16 februari 1944 in zijn dagboekschriftje mijmerend het navolgende: 'Als ik zo zit, geheel alleen, dan, komen de fantasiën ... Ik denk aan een grote stad [waarschijnlijk doelend op zijn geliefde Antwerpen], met gotische gebouwen, en daartussen, een pad. Daar loop ik dan met ’n schets boek door, En overal, kijk ik, en ik hoor, boven de slanke torens een koor. Van engelen, die mij zeggen, dat ik alles op papier niet vast kan leggen. Maar, ik ben niet bang, en werk voort. Tussen oude krotten, niemand is er die mij stoort. Zo wil ik werken, mijn leven lang. Ook al maken de grote meesters mij wel eens bang. Het is altijd weer opnieuw maar zoeken. De kunst is lang, en het leven kort (Ars longa vita brevis). Al lees ik nu in grote boeken, en schilder ik ’n tinnen bord. Nooit zal ik zijn voldaan, en toch wil ik verder gaan. Niemand is er die mij kan tegen houden. Al waren er 20 paarden die mij naar de maan schouwden. Toch zou ik voortgaan, zoeken, werken, schilderen, zoals de wind die raast. Zolang, tot ik m’n laatste ademtocht uitblaas’. Deze laatste toekomstverwachting is uitgekomen, zoals beschreven in het een na laatste deel van deze kroniek, getiteld ‘Het doek valt’.
II. De periode 1945-1955: verblijf in Leiden
Verhuizing naar Leiden en eerste exposities
In november 1945 verhuist Han naar Leiden, waar hij 10 jaar zal blijven wonen en een gezin sticht. Zijn eerste huisvesting is een kleine behuizing op het adres Heerensteeg 13 om daarna, in 1946, te verhuizen naar een driekamerwoning aan het Rapenburg 57 (hoek Doelensteeg) op de begane grond. Daar probeert hij van de verkoop van zijn kunst te leven in combinatie met het geven van een ‘Avond Teekencursus (stilleven en portret)’, getuige een advertentie in de Leidsche Courant van 7 september 1946. Een andere bron van inkomsten in deze periode vormt de verkoop van kunst, antiek en curiosa vanuit zijn woning aan het Rapenburg, welke winkel de benaming De Spaansche Pot draagt. De passie voor (met name Hollands) antiek had Han ontwikkeld tijdens zijn jeugd in Roosendaal via de contacten met zijn - ook op dat gebied bevlogen - oom Johan. In een advertentie van De Spaansche Pot, geplaatst in de Leidsche Courant van 15 april 1947, vermeldt Han tevens zijn ‘specialiteit in het restaureren van antieke doeken [schilderijen op doek]'. Vanaf 1949 vormt de dan in het leven geroepen, landelijke regeling Sociale Bijstand voor Beeldende Kunstenaars (SBBK), ook wel bekend onder de benaming Contraprestatie, voor Han nog een aanvullende bron van inkomsten in ruil voor een artistieke tegenprestatie.
In 1946 is Han 'werkend lid' van Kunstgemeenschap Rijnkring en wordt hij door het bestuur van dit genootschap verzocht werk in te leveren voor een medio juni van dat jaar plaatsvindende groepstentoonstelling in de zalen van café Het Wapen van Leiderdorp te Leiderdorp. Hoewel niet bekend is of hij op deze uitnodiging is ingegaan, ligt dit wel in de lijn der verwachting. Voor Han is dit immers de eerste gelegenheid om in zijn nieuwe woon- en werkomgeving zijn kunstzinnig kunnen te tonen aan het publiek, welke kans hij zeker zal hebben aangegegrepen.
De Spaansche Pot wordt eind december 1946 voor het eerst ook gebruikt voor een solo-expositie van Han’s eigen schilderijen, aquarellen en etsen. Daar zal ook ongetwijfeld de sterke ets met een zelfportret uit 1946 te zien zijn geweest, waarin Han zichzelf als aanstormend kunstenaar heeft afgebeeld, zelfbewust en extravert de wereld in kijkend. Dit zelfportret heeft een polderlandschap met een knotwilg als achtergrond, ongetwijfeld de natuur zoals die destijds in de directe omgeving van Leiden te vinden was. Het Hollandse polderschap is voor Han een nieuw en kunstzinnig inspirerend natuurfenomeen in vergelijking met het hem bekende West-Brabantse, meer zanderige en bosrijke natuurlandschap in de omgeving van Roosendaal.
Overige exposities in Leiden tot 1950
Maart 1947 doet Han mee aan een groepstentoonstelling van jonge kunstenaars in het gebouw van V&D te Leiden. In de Leidsche Courant van 29 maart 1947 lezen we hieromtrent: ‘Noemen we voorts nog het werk van Han Werz, van wien we reeds eerder zijn stillevens en miniaturen [waarschijnlijk worden etsen bedoeld] mochten roemen, ...'.
Op 15 april 1947 trouwt Han in Leiden met LiesBeth (destijds Liesje genoemd). Uit dit huwelijk worden in genoemde stad kort achter elkaar vier van hun (uiteindelijk vijf) kinderen geboren: Stephan (1948), Jeroen (1949) en de tweeling Lisette en Mariëtte (1950). Januari 1949 wordt verhuisd van het Rapenburg naar het nabijgelegen pand Kloksteeg 2, een door de Vereniging Oud-Leiden prachtig gerestaureerd, 16de-eeuws trapgevelhuis in de directe nabijheid van de Nonnenbrug en het Academiegebouw aan het Rapenburg ten westen en de imposante Pieterskerk ten oosten. Deze kerk wordt tussen 1945 en 1950 verschillende malen door Han vastgelegd, zowel in etstechniek als in een gedetailleerde potloodtekening Genoemde tekening, daterend uit 1950, is volgens een etiket op de achterzijde door Han gemaakt in het kader van de SBBK-regeling. Op de begane grond van het historische pand Kloksteeg 2 wordtantiekwinkel De Spaansche Pot voortgezet. Begin jaren vijftig is de later landelijk bekend geworden prentenhandelaar Theo Laurentius hier tijdens zijn Leidse HBS-tijd een regelmatig terugkerende klant: "Je had in de Kloksteeg in Leiden Han Werz. Die had een antiekzaakje, daar zit nu [2003] de Academische Boekhandel Jongbloed. Werz verkocht Spilmannetjes[topografische prenten van Hendrik Spilman (1721-1784)]voor 75 ct." (Bron: J.H. Heijbroek, 'In gesprek met Theo en Frans Laurentius' in: De Boekenwereld, jrg. 20, nr. 2, dec. 2003, pag. 71).
Ondanks de drukte van het jonge gezin ziet Han kans om regelmatig in de sleutelstad zijn werk te exposeren en is hij actief in het georganiseerde Leidse beeldende kunstleven van die tijd. Zo is hij lid van het eerbiedwaardige schilder- en tekengenootschap Ars Aemula Naturae (de kunst wedijvert met de natuur), dat de oudste vereniging van beeldend kunstenaars in Nederland is (opgericht in 1799). Van dit genootschap is onder andere ook Jan Wolkers (1925-2007) vanaf 1945 enige tijd lid geweest. Daarnaast is Han in november 1948 direct betrokken bij de oprichting van het Leids Kunst Centrum, waarvan hij tot 1955 bestuurslid zal blijven. Binnen het LKC-bestuur was Han onder meer lid van de tentoonstellingscommissie. Dat ook LiesBeth zich zo nu en dan hiermee bemoeide, wordt duidelijk uit een tekstonderdeel van het door het LKC-bestuur onder de leden verspreid bulletin uit 1953: ‘Maar wat te denken van Mevr. Werz, die voorstelde dat wij, Lo Molenaar, Bal, Mr Rensink en Han zelf grote portierspetten moesten gaan dragen, waarop met gouden letters zou moeten staan “Boerhaavezalen”? Wij vinden dat men het ook te erg kan maken. Wij hebben trouwens meegemaakt dat een portier-suppoost verzocht werd zijn baard af te knippen, maar bij Werz zou dat dan o.a. hetzelfde betekenen als het degraderen van generaal Balbo. En wat Vermolen betreft: kunt u zich Lenin voorstellen zonder sik? Of Cretier zonder Jungg?’. Het voorstel van LiesBeth wordt dan ook niet aangenomen.
December 1947 / januari 1948 exposeert Han in zijn kunst- en antiekwinkel annex huisgalerie De Spaansche Pot aan het Rapenburg, dit maal samen met zijn Leidse vriend en collega-kunstschilder Hans Vermolen (1913-1993). In een recensie van het Leidsch Dagblad van 27 december 1947 wordt met betrekking tot Han’s werk vermeld: ‘Han Werz treft in de eerste plaats met zijn fijnzinnige, psychisch indringende etsen. Hij bezit bovendien de gave het détail uitnemend tot zijn recht te laten komen. Zijn technische vaardigheid - hij lijkt ons in het bijzonder een kundig tekenaar - is hem tot grote steun geweest voor zijn schilderstukken w.o. het qua kleur zo geslaagde portret van zijn vrouw, evenals het verheffende en tedere "Madonna met kind". De natuurgetrouw aandoende stillevens, waarvoor hij gevarieerde onderwerpen tot object zijner studies nam en waarvan wij in het bijzonder het reëel geziene “Bokkingen op emaillebord” willen noemen, houden gunstige beloften in voor deze kunstschilder, die echter in laatstgenoemd genre meer vrijheid van vorm en lijn zal moeten vinden, wil hij die beloften ten volle verwezenlijken’.
Ook in de Nieuwe Leidsche Courant van 2 januari 1948 verschijnt een positieve recensie: ‘… kunnen wij toch vaststellen, dat hier schilders van onbetwijfelbare begaafdheid aan het woord zijn’. En even verderop: ‘… de stoerheid en bezonkenheid van Han Wertz, die zich in zijn stillevens een man van bescheiden, warme kleuren en donkere toetsen, van stevige composities en een geduldig inleven in het metier toont. Dat zijn schilderijen hierdoor soms iets onbeweeglijks krijgen is slechts een kwestie van stadium. In sommige van zijn stillevens klinkt iets door van bevallige romantiek, die zijn charmante en met grote kundigheid vervaardigde etsjes kenmerkt, …’. Met betrekking tot Han’s portretten wordt in laatstgenoemde recensie opgemerkt dat er sprake is van ‘een luchtige manier van opzetten, die tevens door een zekere felheid en hardheid van kleur wordt gekenmerkt. Het is alsof Wertz, plotseling bezeten door een bepaalde visie op zijn model, deze op het doek moest gooien, als een moment-opname’. Concluderend wordt tenslotte gesteld: ‘Zijn werk heeft alle qualiteiten, maar zeker ook alle gebreken van dien’.
Bekend is dat Han in deze periode als portrettist niet alleen genoemde expressieve schilderstijl hanteert, maar met name in zijn potloodtekeningen gebruik maakt van een fijngevoelige tekenstijl, waarin het karakter en de psychische gesteldheid van zijn model op invoelende wijze wordt vastgelegd. Een prachtig voorbeeld hiervan is een portrettekening van een jonge vrouw uit 1947, die is afgebeeld in de Nieuwe Leidsche Courant van 12 januari 1950 als illustratie bij een interview met de vrouwelijke inspecteur bij de Leidse kinder- en zedenpolitie mr. M.J. Zeelenberg, waarin de ‘bescherming van het a-sociale kind’ als onderwerp centraal staat.
In een krantenknipsel uit een niet nader geïdentificeerde, andere Leidse krant roemt dezelfde recensent met betrekking tot Han’s werk op de duo-expositie met Hans Vermolen van 1947/48 ‘de rustige kracht en bezonkenheid van de stillevens van Wertz, donker en warm, sterk gecomponeerd, geduldig geschilderd. Soms is er zelfs wat teveel compositie en krijgt het geheel iets van de onwrikbaarheid van een monument’ en: ‘Wanneer we daarenboven de charmante etsjes van Wertz zien en de bevalligheid van zijn romantiek, terwijl een stilleven als “de aardappels” ons waarborgt, dat deze romantiek open en zonnig zal blijven, behoeven we voor de “vrijheid” van zijn stilleven geen bezorgdheid te koesteren’. Met betrekking tot Han’s portretten stelt de recensent in hetzelfde artikel: ‘Anders gesteld is het met zijn portretten. Hier geen rust en bezinning, maar het los op het doek neergeworpen moment, in nerveuze penseelstreken, in paletmes-effecten en felle, soms harde kleuren. De getekende portretten hebben het niet in zo sterke mate, waarschijnlijk tengevolge van het materiaal, maar over het algemeen maken zij de indruk van momentopnamen, met alle voor- en nadelen van dien’.
In 1949 doet Han mee aan drie tentoonstellingen van het Leids Kunst Centrum (LKC) in de Boerhaave-zalen van het oude Caeciliagasthuis te Leiden. Deze vinden plaats in april, juni en december van dat jaar. Met betrekking van de juni-expositie is geen dagbladrecensie teruggevonden. Wel van de in april en december 1949 plaatsgevonden LKC-groepstentoonstellingen. In de Nieuwe Leidsche Courant van 6 april 1949 bericht de kunstrecensent over ‘vier kleine doeken, intiem en eerlijk, met rjjke kleuren en een forse penseelstreek. Het zijn de werken van Han Werz, de schilder die echt naar binnen ziet en zijn droom op plastisch zuivere wijze weet weer te geven’. De LKC-groepstentoonstelling van december was gericht op het thema ‘portret’. In de betreffende kunstrecensie in de Nieuwe Leidsche Courant van 29 december 1949 wordt beschreven: 'Zonder iemand tekort te willen doen noemen wij als voor ons het meest frapperend uit deze groep [oude bekenden]: het meisjeskopje van Han Werz, dat ingetogen van kleur is, …’.
Exposities in Leiden in de jaren 1950-1955
November 1950 neemt Han deel aan de groepsexpositie van het Leids Kunst Centrum (LKC), waarvan echter geen recensie getraceerd kon worden. Over de LKC-groepsexpositie in 1951 in de Boerhaave-zalen, wordt in de Leidsche Courant van 29 september 1951 met betrekking tot Han bericht: ‘En Han Werz, die een wat conventioneel schilder is, toont zich in zijn etsen, aquarellen en tekeningen een kunstenaar met perspectieven’.
November 1953 exposeert Han eigen werk in zijn antiekzaak De Spaensche Pot(Kloksteeg 2). Het betreft olieverfschilderijen en aquarellen, die het resultaat zijn van zijn in genoemd jaar gemaakte reizen naar Luxemburg (Differdange) en Parijs. De Nieuwe Leidsche Courant van 13 november 1953 vermeldt in een recensie van deze expositie dat er ‘bij deze kunstenaar na een periode van betrekkelijke rust een tijdperk van dynamiek is ingetreden. Dat dynamische is het best te constateren in zijn olieverven’. Ook wordt vastgesteld: ‘Met hartstocht heeft de doorgaans wat statische Werz zich op de kleur geworpen, kleur die bij hem een manifestatie wordt van het bonte leven zelf’. Als voorbeeld daarvan kan het in Parijs (Montmartre) vervaardigde olieverfschilderij 'Rue Norvins' gelden, waarover de recensent lovend schrijft dat ‘het perspectief en in het algemeen de exactheid van weergave wordt opgeofferd voor een compositorisch constructieve behandeling van het doek, waarbij de kleurvlakken een eigen zelfstandige taak hebben’. Het artikel eindigt met de positieve constatering dat de gehele tentoonstelling bewijst 'dat we in de toekomst nog veel van Werz mogen verwachten'.
De beoordelingen van toenmalige kunstrecensenten omtrent het door Han in Parijs gemaakte werk lopen echter sterk uiteen. Dit blijkt uit krantenartikelen naar aanleiding van een begin 1954 plaatsgevonden groepstentoonstelling van Aemula Naturae in Museum De Lakenhal te Leiden, waarvan Han een van de deelnemers is. Met betrekking tot zijn schilderij ‘Moulin Rouge’ bijvoorbeeld vermeldt de Leidsche Courant van 12 februari 1954: ‘Van Han Werz kunnen we van zijn drie geëxposeerde werken ’t stuk “Moulin Rouge” het meest bewonderen. De schilder heeft in felle tinten de lawaaierige couleur locale van dit amusementscentrum uitstekend weten te treffen’. De kunstrecensent van de Nieuwe Leidsche Courant daarentegen geeft op 11 februari 1954 een totaal andere, zeer kritische beoordeling van dit werk en vindt dat het ‘rammelt en in sommige partijen is men geneigd van “gesmeer” te spreken’.
Naar aanleiding van een lustrum-tentoonstelling van het Leids Kunst Centrum in mei 1954 in de Boerhaave-zalen wordt een recensie geschreven in de Nieuwe Leidsche Courant van 8 mei 1954. Over Han’s inbreng stelt men: ‘Han Werz laat op deze tentoonstelling zien, dat hij definitief uit een periode van verstarring is losgekomen. De oude Werz is nog wel niet helemaal verdwenen, maar hij is in beweging gekomen’.
In 1954 maakt Han op zijn Solex een lange reis naar Frankrijk en Italië, waarbij onder andere Parijs, Pisa, Rome en Napels bezocht worden. Hij vertrekt uit Leiden met 50 gulden op zak om uiteindelijk na drie maanden terug te keren met 60 gulden en mappen vol onderweg gemaakt werk. Dochter Mariëtte kan zich nog goed herinneren hoe zij als 4-jarig meisje onder de indruk was van de grote kleurige lolly die vader Han voor haar had meegenomen (en waarschijnlijk ook voor zijn andere kinderen) bij zijn terugkeer in het gezin.
In november 1954 exposeert Han deze oogst van 65 in het buitenland gemaakte werken, voornamelijk bestaande uit aquarellen en daarnaast enkele olieverven, in zijn huisgalerie in de Kloksteeg. In een recensie met betrekking tot deze expositie in de Nieuwe Leidsche Courant van 6 november 1954 wordt Han gekarakteriseerd als ‘van nature een man van atmosfeer en de poëzie der kleine dingen’. Het oordeel over zijn geëxposeerde werk pakt positief uit, maar wel wordt gesteld dat ‘de opmerkzame bezoeker zo hier en daar nog de oude, ietwat precieuze Werz kan ontdekken, maar héél verstolen’. In een eind 1954 (datum niet bekend) in het Brabants Dagblad verschenen artikel over Han’s reis naar het Zuiden en zijn daar gemaakte werken wordt gesteld: ‘In al deze prenten [waarmee de aquarellen worden bedoeld] toont Werz een sterke vooruitgang in de nuancering van zijn palet waarmee hij zeldzame effecten weet te bereiken’.
In 1955 is werk van Han opgenomen in twee verschillende groepsexposities. In het Leids Dagblad van 2 april 1955 is een bericht opgenomen over een groepstentoonstelling van Ars Aemula Naturae inMuseum De Lakenhal te Leiden. Hieronder bevinden zich ’fijnzinnige aquarellen van Han Werz (o.a. een straatje in Beauvaise, een gelukkig voorbeeld van zijn overigens wisselend werk)’.
Juni/juli 1955 doet Han weer mee aan een groepstentoonstelling van het Leids Kunst Centrum in de Boerhaave-zalen. Een kunstrecensent schrijft in het Leidsch Dagblad van 16 juni 1955 met betrekking tot Han dat hij sinds zijn verblijf in Parijs een opmerkelijke vooruitgang heeft geboekt en stelt voorts: 'Zijn palet is gedurfder, forser. Hij gooit nadrukkelijk en met dikke plakken. Royaal zijn verven op het doek, betoont een voorliefde voor felle kleur, ...'. Met name zijn in Parijs gemaakte olieverf ‘Pont Neuf’ wordt als 'sterk' gekwalificeerd. Over dezelfde LKC-expositie bericht de Nieuwe Leidsche Courant van 16 juni 1955 omtrent Han 'wiens vernieuwing wij al eerder signaleerden. Maar zie nu eens het grote bloemstilleven! Dat is gedurfd. Alle aarzeling schijnt overwonnen!'.
III. De periode 1955-1968: verblijf in Limburg
Verhuizing naar Sittard
In 1955 verhuist Han met zijn gezin van Leiden naar Sittard, waar LiesBeth en hij een vaste baan als ‘ouders’ van de gloednieuwe jeugdherberg Het Molenrad (met ruim 100 bedden!) aan de Molenweg 61 hebben aangenomen. De reden van deze overstap is vooral het financieel ongewisse bestaan in Leiden, sterk afhankelijk van het wisselend verloop van de verkoop van Han’s werk en hetin De Spaensche Pot aangeboden antiek. In een interview, gepubliceerd in het Limbursch Dagblad van november/december 1957, zegt Han hierover: 'Maar weet u, door deze baan in de jeugdherberg heb ik een vast basisinkomen voor mijn gezin. Zodoende kan ik vrij schilderen en behoef ik geen concessies te doen aan de smaak van het publiek'. Het verblijf in Sittard duurt van 1955 tot 1968, in welke periode zoon Han geboren wordt (in 1958).
De verhuizing naar Limburg, waar destijds het beeldende-kunst-klimaat minder bloeide dan in Holland, vormt artistiek gezien een hele overgang voor Han. Daarnaast gaat, met name in het hoogseizoen, veel tijd zitten in de opvang en verzorging van de trekkers, waardoor voor hem relatief weinig tijd overblijft voor de kunst. Han meldt hierover in 1957 in het eerder genoemd dagbladinterview: 'In de zomer komt van schilderen niets. Ja zo nu en dan een tekeningetje, maar dan hebt u het ook gehad. Maar in de winter, dan kan ik schilder zijn'. Een enkele keer voert hij werk in opdracht uit, zoals in 1956 een grote wandschildering in de gemeente Diest (België) en het ontwerp voor een nostalgisch getekend geboortekaartje voor een in 1966 geboren (onbekende) baby.
Werk uit die Sittardse jaren betreft verder onder andere enkele met een forse toets uitgevoerde penseeltekeningen en olieverven van landschappen en dorpsgezichten in de directe omgeving. In 1959 wordt ook een gezicht op het mijncomplex Maurits te Geleen door Han in olieverf vastgelegd. Etsen worden vrijwel niet meer door hem gemaakt. Een door Han geschilderd stadsgezicht van Sittard wordt in 1957 door het gemeentebestuur aangekocht om als afscheidscadeau te schenken aan de bekende actrice Magda Janssens. In Sittard onderhouden Han en LiesBeth artistiek contact met huisarts Alphons Winters (1906-2000), die als autodidact beeldend kunstenaar regionale bekendheid geniet. Tijdens verschillende bezoeken aan het bevriend kunstenaarsechtpaar Mathieu Vroemen (1921-1988) en Riet Vroemen-Jager (1921-1996) te Maastricht legt Han impressies vast van plekken in de oude binnenstad (waaronder de Servaasbrug). Deze zijn met een krachtige expressionistische toets uitgevoerd, naast - onder invloed van de werkwijze van Matthieu - meer fijngevoelige inkttekeningen met een losse ‘kriebelige’ lijnvoering. Onder deze laatste groep bevindt zich de raak getroffen voorstelling van een vrouw met een hoed op, sjouwend met twee boodschappentassen in haar handen. Dit werk roept qua ‘nerveuze’, expressionistische lijnvoering associaties op met de getekende Berlijnse stadsgezichten met voorbijgangersvan de Duitse expressionist Ernst Ludwig Kirchner (1880-1938) uit het begin van de vorige eeuw.
Solo-expositie in jeugdherberg Het Molenrad
Slechts een enkele keer komt het in de Limburgse periode (van 1955 tot 1968) bij Han tot een echte expositie. Op 2 december 1957 wordt door de burgemeester van Sittard (H. Dassen) de tentoonstelling ‘De schoonheid van Sittard’ geopend met werk van Han. Deze expositie vindt plaats inde eetzaal annex dagverblijf van Het Molenrad. Hier had Han overigens als een soort huisgalerie steevast wel werken van hem aan de muren hangen, zoals uit een oude ansichtkaart van het jeugdherberginterieur uit die tijd valt af te leiden. Een indruk van het in 1957 geëxposeerde werk van Han geeft de navolgende opsomming in een (niet nader geïdentificeerd) krantenbericht uit november/december van dat jaar: 'De oude hoeve van buurman Kallen, de watermolen van overbuurman Laudy, schilderachtig Leyenbroek, de St.-Rozakapel, Gezicht op Sittard vanaf de Kolleberg, en andere mooie plekken van de stad hangen in internationaal gezelschap tussen Parijs, de Rivièra, Luxemburg e.a.'. Daarna volgt nog een korte inhoudelijke beschouwing: 'Enkele aardige vlotte kindertekeningen tonen de kwaliteit van de schilder in portretten, terwijl diverse aquarellen de veelzijdigheid van de kunstenaar benadrukken. De schilder blijkt uitstekend kleuren te beheersen. Het werk van Han Wertz ademt een weldoende rust en een diepe bezonkenheid'.
Over genoemde expositie verschijnt ook een uitgebreide kunstrecensie van Paul Haimon in een (niet nader geïdentificeerde) Limburgse krant. Reeds eerder in deze biografie is een tekstonderdeel van genoemde recensie aangehaald, waar het ging om het traditionele karakter van Han's werk, hetgeen door de recensent zeker niet als diskwalificerend bedoeld wordt. Met betrekking tot de geëxposeerde olieverfschilderijen van Han wordt verder opgemerkt dat hierin 'een neiging naar een te simplificerende uitbeelding van wat romantisch-schoon, pittoresk, aardig wordt gevonden'. Het beste deel van de olieverven worden de stillevens gevonden, waarin Haimon overigens nog wel 'de leerling van Opsomer' herkent. Als positieve kwaliteiten van de stillevens benoemt hij: 'Zij zijn doorwerkt, zij hebben peintuur. Ze zijn met aandacht voor het voorwerp maar meer toch voor de bouw in de kleur, de intensitteit, de glans die zich in de kleur verstrakt, gedaan'. Dit in tegenstelling tot de landschappen en stadsgezichten, waarin Han zich meer een 'beminnelijke impressionist' toont. 'Men zou hem daar even scherp ingesteld wensen als in zijn stillevens', zo wordt verder door de kunstcriticus gesteld, om te vervolgen: 'Bij de tekeningen is hij veel verder'. Han's tekeningen worden gekarakteriseerd als 'geïnspireerde prenten' maar wel met als kanttekening: 'Er is ook daar wel eens sprake van een romantiseren, als hij zich weer door de sfeer van de herfst of voorjaar heeft laten bekoren. Zijn tekenpen is er dan vlug bij, om arceringen aan te brengen, die de prent soms net te druk maakt'. De toekomst van Han en zijn werk beschouwend eindigt Haimon zijn recensie als volgt: 'Toch zal hem de mededeling van een bestaande schoonheid, die wij misschien niet meer genoeg zien, maar een kenner als Han Werz wel, op de duur minder bevredigen dan dat andere, die schoonheid welke hijzelf in geïnspireerde momenten oproept, als de witte stilte en lijnen van muziek en volume daar omheen'. Haimon heeft hierin een vooruitziende blik gehad. In de laatste fase van zijn leven is Han daadwerkelijk steeds lichter, leger en transparanter gaan schilderen.
Over bromnozems en een baardaap
Het jeugdherbergouderschap van Han en LiesBeth (1955-1966) wordt door hen met veel betrokkenheid uitgevoerd. In het Limburgsch Dagblad van 29 april 1965 verschijnt een interview met hen over hun werk als jeugdherbergouders. Hierin komt ook Han’s omgang met de soms bravoure-volle trekkers aan de orde, waarover hij aangeeft: ‘Ik geloof dat je met vriendelijkheid veel vertrouwen wint bij de jeugd. Gewoon mens tegenover mens zijn. Ja, inderdaad, zoals u zegt, mijn baard speelt hierbij een belangrijke rol. Die boezemt, zoals missionarissen bij zwartjes, vertrouwen in’. Dochter Mariëtte kan zich nog goed herinneren dat in die periode soms ook de plaatselijke ‘bromnozems’ nieuwsgierig bij Het Molenrad rondhingen om een glimp op te vangen van de in hun ogen (vanwege zijn grote baard) excentrieke jeugdherbergvader, om hem vervolgens provocatief uit te schelden voor‘baardaap’. Hoewel dochter Mariëtte zich dergelijke confrontaties van toen, als klein meisje vooral als bedreigend herinnert, was Han zelf op dat soort momenten de rust zelve en stapte hij gewoon op de jongelui af om een praatje aan te knopen om hen zo de ‘rellerige’ wind uit de zeilen te nemen.
In 1966 beëindigen Han en LiesBeth hun jeugdherbergouderschap en verhuizen zij binnen Sittard naar een woning in de Landweringstraat 16. Han verdient daarna tot 1968 de kost met tekenleraarschap op een MAVO te Sittard en het Sint-Michiel lyceum te Geleen, werk waarmee hij al in de jeugdherbergperiode als tweede baan was begonnen (vanaf 1962). In 1968 komt een einde aan dit leraarschap vanwege de invoering van de Mammoetwet, waardoor Han’s buitenlandse diploma’s (van de Academie te Antwerpen) niet langer geldig zijn. Han ziet zich daardoor genoodzaakt om naar een andere baan uit te kijken.
IV. De periode 1968-1971: kort intermezzo in Hilversum
In 1968 verhuist het gezin Werz in uitgedunde vorm van Sittard naar Hilversum. Alleen dochter Lisette en de jongste zoon Han jr. gaan mee. De zonen Stephan, respectievelijk Jeroen zijn kort daarvoor naar Australië vertrokken. Dochter Mariëtte grijpt de verhuizing van haar ouders aan om in Amsterdam een opleiding ziekenverzorging te gaan volgen. In Hilversum aanvaarden Han en LiesBeth in dienst van de Wereldomroep een baan als pensionhouders van een villa aan de Paulus van Loolaan 6. Hier hebben zij buitenlandse omroepmedewerkers in de kost die tijdelijk stage in Hilversum lopen. Het verblijf van familie Werz in Hilversum duurt slechts drie jaar. Han en LiesBeth hebben het in hun nieuwe baan niet naar hun zin. Han zelf raakt in die periode zowel artistiek als in de relatie met LiesBeth op een ‘dood spoor’. Kunst komt er in deze periode nauwelijks meer uit zijn handen. Zijn werk in deze periode beperkt zich vrijwel uitsluitend tot enkele nauwgezette potloodtekeningen. Exposities worden niet gerealiseerd.
V. De periode 1971-1980: verblijf in de Bollenstreek
Verhuizing naar Hillegom, terug naar de kust
De oplossing om uit deze crisisperiode te komen, wordt gevonden in een verhuizing 'terug naar de kust' in 1971, waar Han en LiesBeth in Hillegom het pand Weeresteinstraat 105 kopen en Han een baan heeft gevonden als creatief therapeut bij de psychiatrische kliniek Sint-Bavo te Noordwijkerhout. Dochter Lisette en zoon Han jr. verhuizen mee. Han en LiesBeth zullen hier tot medio 1976 bijven wonen, in wisselende samenstelling wat hun gezin betreft. In deze periode vertrekt dochter Lisette om te gaan samenwonen in Haarlem. Dochter Mariëtte en haar verloofde, respectievelijk echtgenoot wonen van medio 1971 tot medio 1973 in op de zolderverdieping. Ook zoon Jeroen, inmiddels teruggekeerd vanuit Australië, woont in 1972 korte tijd in het huis aan de Weerensteinstraat om daarna naar Haarlem te verhuizen, waar hij gaat samenwonen met een dochter van Hans Vermolen, de oude vriend van Han uit zijn Leidse periode. Begin 1973 is het relatief stil geworden in huize Werz en LiesBeth zint dan ook op plannen om wat om handen te hebben. 'Wat zul je blijven "niksen" tot je 65 bent? Ik kan dat niet hoor!', zo laat ze weten in een op 23 mei 1973 verschenen interview met haar in het Weekblad voor de Bollenstreek.
Korte herleving van de Spaanse Pot Vanaf voorjaar 1973 - alleen zoon Han jr. woont dan nog thuis - start LiesBeth op de begane grond van het pand aan de Weerensteinstraat een eigen zaak in kunst, antiek en curiosa, die wederom De Spaanse Pot (nu in de moderne spelling) gaat heten. Terwijl Han aan het werk is op de Sint-Bavo runt LiesBeth deze huisgalerie. Hier wordt wat kunst betreft niet alleen het oeuvre van Han te koop aangeboden, maar ook werk van andere beeldend kunstenaars. Een krantenartikel in een (niet nader geïdentificeerde) regionale krant uit die periode noemt de navolgende namen: ... staan enige prachtige beelden van de beeldhouwer Lo Molenaar [1906-1980] uit Noordwijkerhout tentoongesteld [een oude bekende uit de Leidse periode 1945-1955]. De internationaal bekend pottenbakker Jaap Ravelli[1916-2011] laat drie unieke vazen zien en de jonge kunstschilder Jan Kok uit Noordwijk toont enige opmerkelijke tekeningen. Van de Keramiste Lili Willemse uit Alphen aan de Rijn is een verzameling objecten te zien met prachtige glazuren. Van de Hillegommer Joop Verschoor staan hier twee bronzen meisjesfiguren opgesteld, die het vermelden zeker waard zijn'. Het artikel vermeldt verder dat in de Spaanse Pot reisschetsen van zoon Jeroen getoond worden en vervolgt: 'Een ereplaats verkreeg een van de wandkleden van mevr. Werz: een fraai en kleurig exemplaar'. Inspiratiebron voor LiesBeths wandkleden vormden overigens de kunstzinnige wandkleden van dochter Mariëtteuit deze periode. De Spaanse Pot was geen lang leven beschoren. Na nog geen jaar wordt de zaak weer gesloten, omdat LiesBeth zich er in haar eentje niet meer veilig voelt na enkele vervelende ervaringen met klanten.
Solo-expositie in Hillegom
Terugkerend naar het werk van Han zelf kan vermeld worden dat hij in zijn Hillegomse periode voornamelijk tekeningen, gouaches en aquarellen produceert, welke laatste onder meer gemaakt zijn tijdens zomervakanties in Frankrijk in 1973 en 1974. Sommige van zijn bloemstillevens in aquarel vertonen de invloed van de in Haarlem woonachtige en werkzame kunstenaar Kees Verweij (1900-1995). Daarnaast maakt Han ook linosnedes. Aan olieverven komt hij nauwelijks toe. In het eerder genoemde interview met LiesBeth in het Weekblad voor de Bollenstreek wordt Han (zelf niet bij het interview aanwezig) getypeerd als 'eengetalenteerde kunstschilder' en 'een man die wellicht te bescheiden is; niet aan de weg timmert met zijn talenten, [...] Zijn afwezigheid tijdens ons gesprek met Elisabeth Werz, zijn vrouw, is wellicht symbolisch voor zijn persoonlijkheid. Zijn werk mag gezien worden; de schepper van al dat schoons vertoeft elders'.
In 1976 komt het tot een solo-expositie van Han's werk in hotel-restaurant annex galerie Het Wapen van Friesland te Hillegom. Volgens een bewaard gebleven overzicht van het hier tentoongestelde werk betreft het zeven olieverfschilderijen, dertien aquarellen, zeven inkttekeningen, drie potloodtekeningen (waaronder 'Het ivoren beeldje'uit 1971) en een krijttekening. De opening van de expositie wordt verricht door wethouder cultuur dhr. R.S. van der Laan, die volgens een (niet nader geïdentificeerd) regionaal krantenbericht in zijn toespraak aangeeft dat 'Hillegom niet zo'n groot kultureel verleden' heeft en aanvullend stelt 'erg blij te zijn dat men thans een Hillegomse kunstenaar in het midden heeft'. Han zelf voert bij de opening ook nog het woord, maar vond het volgens genoemd krantenbericht 'niet eenvoudig om z'n ekspositie in te leiden. "Mijn werk spreekt voor zichzelf" zei hij'. Een kort artikel in een andere (niet nader geïdentificeerde) regionale krant schrijft onder meer hierover: 'Al onmiddellijk na de opening van de expositie kon men vaststellen dat het werk zeer goed overkwam. Een alleraardigst boerderijtje(aquarel) was al zeer snel verkocht. In de afgelopen weken is een flink aantal werken van Han Werz verkocht en dit resultaat bewijst dat zijn werkwijze aanspreekt. Daarnaast is het werk van de kunstschilder zeker betaalbaar'.
Naar aanleiding van genoemde expositie verschijnt in het Weekblad van de Bollenstreek van 24 maart 1976 een interview, dit keer met Han zelf in het huis aan de Weerensteinstraat. Han wordt hierin beschreven als 'Een bescheiden, bijzonder plezierig mens, deze Han Werz, die in betrekkelijke stilte beeldschoon werk maakt'. Ook wordt gesteld: 'Belangrijk voor hemzelf is zijn vakmanschap, gepaard gaande met een uitgesproken gevoel voor schoonheid'. Op de in Het Wapen van Friesland geëxposeerde werken wordt in genoemd artikel verder niet ingegaan.
Verhuizing naar Noordwijk aan Zee
Om dichter bij de zee en bij Leiden te zijn, verhuizen Han en LiesBeth medio 1976 van Hillegom naar Noordwijk aan Zee, waar zij een woning aan de Karel Doormanstraat 18 betrekken. Zoon Han jr. gaat niet mee en gaat op kamers in Hillegom wonen na hieraan voorafgaand een half jaar intern meegedraaid te hebben in de jeugdherberg te Noordwijk, waarvan Wim en Let Schuurman (vrienden van Han en LiesBeth) de jeugdherbergouders zijn. De tijd in Noordwijk aan Zee (1976-1980) is voor Han sr. kunstzinnig gezien een florerende periode. Hij treedt meer dan voorheen naar buiten met zijn werk, hierin vooral gestimuleerd door LiesBeth. In deze jaren heeft hij meerdere exposities in groepsverband en één solo-tentoonstelling (in galerie De Poort te Leiden), waarover verderop meer.
Vanaf 1978 is er sprake van een kunstschildersechtpaar als ook LiesBeth begint met schilderen. Het betreft kleurrijke naïeve schilderijen, die zij later graag mag promoten als 'Kunst met een glimlach'. Ze heeft er ook een gebruiksaanwijzing voor de toeschouwer bij, die in de jaren negentig (in het kader van een van haar exposities) als volgt is verwoord: 'Om er van te genieten moet u hiervoor uw "kunst"ogen sluiten en uw hart openen'. LiesBeths werk is blijmoedig-romantisch van aard en veelal verhalend weergegeven. Ze verbeeldt hierin steevast een in alle opzichten 'zonnige' ideale wereld, waarvan ze later in een artikel in het dagblad De Gelderlander van 18 mei 1991 zal zeggen: 'Ik maak het zoals ik denk dat God het bedoeld heeft'. LiesBeths kunst spreekt van meet af aan niet alleen kinderen aan, maar zeker ook een in die tijd groeiende schare volwassen liefhebbers en verzamelaars van naïeve kunst. Haar werk is lange tijd gewild en ze exposeert regelmatig.
Exposities in galerie De Poort te Leiden
Wat exposities van Han betreft, moet in de periode Noordwijk aan Zee met name de door Anton Klein geleide galerie De Poort te Leiden worden genoemd, gesitueerd in de Heerensteeg 11. In het naastgelegen pand Heerensteeg 13heeft Han zelf korte tijd gewoond toen hij in 1945 van Roosendaal naar Leiden verhuisd is. Galerie De Poort, 'waar het belletje zo leuk klinkt als in een oude kruidenierswinkel', is eind jaren zeventig gespecialiseerd in post-impressionistische schilderkunst van regionale artiesten in de schaduw van de beroemde schilders van de Haagse en Amsterdamse school rond 1900. Tot de meest bekende leden van deze Leidse school behoren kunstenaars als Floris Verster (1861-1927) en zijn zwager Menso Kamerlingh Onnes (1860-1927), maar ook namen als bijvoorbeeld Willem van der Nat (1864-1929),Arend-Jan van Driesten (1878-1969),Chris van der Windt (1877-1952), Frans de Nocker (1884-1955) en Willem Pasman (1905-1984) moeten in dit verband zeker genoemd worden. Han wordt aan dit illustere gezelschap toegevoegd als hij in 1977 in galerie De Poort mag deelnemen aan de groepstentoonstelling 'Leidse impressionisten en het landschap', waarin werk te zien is van zowel reeds overleden als nog levende kunstenaars uit Leiden en omringende regio.
In 1978 heeft Han de eer om in De Poort een solo-expositie te mogen houden. Hij toont hier een gevarieerd oeuvre van maar liefst 45 olieverven, aquarellen, pentekeningen, pastels en linosnedes. De onderwerpen van de getoonde werken lopen uiteen van landschappen (waaronder die van de skyline van Noordwijk aan Zee), strand- en zeegezichten, portretten en bloemen tot stillevens. Over zijn persoon wordt in een (niet nader geïdentificeerde) regionale krant van 2 mei 1978 geschreven: 'Wie Han Werz kent, weet dat hij een bescheiden mens is. Een levend bewijs van het gezegde dat eenvoud het kenmerk van het ware is'. In een ander (niet nader geïdentificeerd) krantenbericht met betrekking tot deze expositie wordt geschreven: 'Zijn werk boeit vooral door een grote spontaniteit en vlotte manier van werken, en met een groot gevoel voor kleurgebruik'. Weer een ander (niet nader geïdentificeerd) krantenbericht kopt met 'Kunstschilder Han Werz exposeert met sukses in galerie De "De Poort"', noemt hem 'een voortreffelijk kunstschilder' en looft Han aanvullend onder meer als 'Een talentvol man, die de doeken laat beelden, werkelijk laat leven voor het oog. Velen hebben zich al laten meeslepen in de roes van Han Werz'.
In 1979 exposeert Han voor het laatst in De Poort in het kader van een aldaar gehouden 'winterexpositie'. Hier wordt werk van diverse tot de Leidse school gerekende kunstenaars (zowel overleden als nog levend) getoond. In een kunstrecensie van de Leidse Courant van 23 februari 1979 wordt het ingebrachte werk van Han slechts kort aangestipt: 'Eveneens in olieverf zijn er wat kleine werkjes die de winter als onderwerp hebben van bijvoorbeeld Chris van de[r] Windt en Han Werz' en even verderop: 'De duinen van Noordwijk komen twee keer in het zicht, in een aquarel van Han Werz en een olieverfschilderij van Van Driesten'.
Overige exposities in Noordwijk aan Zee en Noordwijk Binnen
In de oude Hervormde kapel van Noordwijk aan Zee wordt in 1979 een door burgemeester J.M. Bonnike geopende groepstentoonstelling gehouden van enkele lokale kunstenaars, waaronder Han. De andere beeldend kunstenaars zijn Katharina Beekman-Lewandowski, Jan-Martin Dekker en poppenmaakster Bep Egge-Koks. In een (niet nader geïdentificeerd) krantenbericht over deze expositie wordt met betrekking tot het aanwezige werk van Han het navolgende geschreven: '... blijkt menig mooi plekje uit de badplaats [Noordwijk aan Zee] als motief voor zijn tekeningen en aquarellen te hebben uitgekozen. Ander werk is gewijd aan het Brabantse en Limburgse landschap of aan Franse stadjes en dorpen. Wat hij op de tentoonstelling laat zien getuigt van een veelzijdig vakmanschap. Er gaat van zijn werk een grote bekoring uit en het trok bij de zeer talrijke bezoekers veel aandacht. Subliem zijn Werz' stukken in olieverf (stillevens en de Noordzee)'.
Mei 1980 tenslotte nemen zowel Han als LiesBeth deel aan een in het dorpshuis De Kuip te Noordwijk Binnen gehouden kunstmarkt (samen met een hele trits andere kunstenaars uit de regio), waarvan de opbrengst geheel ten goede komt aan ontwikkelingsprojecten in het Afrikaanse Boven Volta. Op deze kunstmarkt is onder meer ook etser Ab Steenvoorden(1933-2010) uit Noordwijk aan Zee vertegenwoordigd. Door diens gedetailleerd en fantasierijk uitgevoerde werk lijkt Han te zijn geïnspireerd als hij in de jaren tachtig een aantal etsen maakt met voorstellingen van gedetailleerde (boom)houtstructuren.
VI. De periode 1980-1988: verblijf in Friesland
Verhuizing naar Parrega
In 1980 wordt Han 60 jaar en kan hij met vervroegd pensioen. Nog datzelfde jaar verhuizen LiesBeth en hij van Noordwijk aan Zee naar Parrega in Friesland, een klein dorp gelegen tussen Bolsward en Workum. Een belangrijke reden voor genoemde keuze is om dichter bij zoon Jeroen en zijn inmiddels gestichte gezin (met kleinzoon Raoul, geboren in 1974) te zijn, woonachtig in Bolsward, waar hij de kost verdient als restaurateur van schilderijen. Bovendien wonen ook hun drie andere kleinkinderen in het Noorden van het land (in Groningen, respectievelijk Leeuwarden). Dit betreft achtereenvolgens de zonen van dochter Mariëtte en haar man (Bas, geboren in 1975 en Jasper, geboren in 1979) en de zoon van dochter Lisette en haar toenmalige man (Anne-Bart, geboren in 1979).
In Parrega gaan Han en LiesBeth wonen op het adres Horstweg 2. Dit betreft de helft van een dubbele woning, gelegen aan een trekvaart die in de zomer een levendig beeld geeft door de vele passerende waterrecreanten en hun boten. In de winter hebben Han en LiesBeth zicht op de verrichtingen van schaatsers op de dichtgevroren trekvaart en zien zij in 1985 respectievelijk 1986 de Elfstedentocht passeren. Verder hebben zij rondom hun huis in Parrega een omvangrijke tuin en een grote schuur ter beschikking, waar een huisgalerie van gemaakt wordt, genaamd De Stal. Voor Han wordt aan de zijkant van het huis een mooie stenen aanbouw met veel licht gebouwd, die als atelier gaat dienen. LiesBeth laat een kleine woonwagen (model Pipo-wagen) in de tuin zetten, waar zij haar atelier van maakt. Het verblijf in Parrega zal tot 1988 duren. Eenmaal gepensioneerd heeft Han nu volop tijd voor schilderen en tekenen en weet hij daarnaast de tuin met zijn ‘groene handen’ tot een waarparadijsjeom te toveren, waar het in zomerse dagen goed toeven is. Ook hebben LiesBeth en Han hier een levende have in wisselende samenstelling rondlopen, waartoe een hond, twee katten, een handvol kippen, een ponypaardje en een geit behoren.
Ook buitenshuis is Han actief. Zo is hij in die jaren lange tijd mentor/begeleider van de amateur-schildersclub Colorama te Sneek. In een interview met de 78-jarige voorzitter van deze club, Hielke Sluyter, verschenen in de Leeuwarder Courant van 21 februari 1984, stelt deze met betrekking tot Han: 'Ja, die man mag wel eens worden genoemd, want hij doet het hardstikke best'. Het artikel eindigt met een uitspraak van Sluyter over de gemoedelijke sfeer tijdens de clubbijeenkomsten: '... bij ons gaat het er niet om wie de beste schilder of tekenaar is, maar wie het meeste plezier aan zijn hobby heeft'. Han kennend zal hij, met zijn aimabele persoonlijkheid, hieraan zeker zijn steentje hebben bijgedragen.
Han maakt in zijn nieuwe woonomgeving kennis met een voor hem nieuw natuurfenomeen dat hij met veel enthousiasme zal vastleggen in tekening, olieverf, aquarel, ets en linosnede: het open Friese landschap met zijn weilanden en stolpboerderijen aan de einder en daarboven een imposante wolkenlucht. Ook maakt hij dorps- en stadsgezichten in de directe omgeving, waaronder meerdere malen een gezicht op Workum. Zijn vakantie (samen met LiesBeth) in Griekenland (in 1987) buit hij uit om ook daar zijn impressies van de plaatselijke omgeving, alsook van een lokale, fraaie witte kerk vast te leggen in schetsen en aquarellen, respectievelijk - eenmaal terug in zijn atelier in Parrega - in olieverfschilderijen. Daarnaast behoren in deze Friese periode onverminderd stillevens tot zijn repertoire, voornamelijk opgebouwd uit oude gebruiksvoorwerpen (waaronder veel aardewerk en flessen) die hij volop voor handen heeft in zijn atelier.
Ook LiesBeth blijft in deze periode gestaag doorschilderen en maakt nu naïeve verhalende tafereeltjes, die zij qua plaats van handeling veelal in haar directe Friese woonomgeving situeert. Zij exposeert regelmatig, vooral in Friesland. In 1988 verschijnt het charmante boekje'Friese schilders met een glimlach', waarin werk van Friese naïeve kunstenaars is gepubliceerd. Hierin is ook een aantal schilderijen van LiesBeth opgenomen, waarvan er zelfs één de omslag (voorzijde) van het boekje siert.
Familie-expositie in De Stal
De eerste tentoonstelling van Han tijdens zijn periode in Friesland vindt plaats in 1981 in zijn eigen huisatelier De Stal te Parrega, waar hij samen exposeert met LiesBeth en zoon Jeroen. Een (niet nader geïdentificeerd) regionaal krantenartikel opent met de kop 'Nieuw initiatief in Parrega. Fam. Werz toont eigen werk'. Omtrent het werk van vader en zoon wordt opgemerkt dat dit wel op elkaar lijkt, hoewel er ook verschillen zijn: 'Beiden zijn verknocht aan het weergeven van dorpslandschapjes en stillevens, olieverf is het belangrijkste middel om tot dit doel te komen, aquarelverf en krijt de andere. Voorts zijn er linosneden en pentekeningen. Dorpjes uit de omgeving en schone gedeelten van Parrega voeren de boventoon, met daarnaast van Han enkele vakantieindrukken uit Frankrijk en een zelfportret'. Over de afgebeelde onderwerpen in het werk van LiesBeth schrijft de journalist:'Herinneringen aan vroeger, in de vorm van gebouwen en gezinspicknicks komen veelvuldig terug. Ook enkele huizen in Parrega worden met acrylverf vereeuwigd'.
Ook de Leeuwarder Courant van 3 juli 1981 wijdt aan de familie-expositie in De Stal een kunstrecensie, waarin met name dieper ingegaan wordt op het werk van Han. In vergelijking met de in de jaren zeventig geschilderde dorpsgezichten in de Provence, waarvan enkele aanwezig op de expositie, vindt de recensent ‘de toets in de gezichten op Parrega veel breder geworden. Door deze vitale toets en de donkere toon heeft het werk ontegenzeggelijk aan expressie gewonnen’. Zijdelings wordt in de recensie ook nog even het werk van LiesBeth aangestipt: ‘Het aardige van deze expositie is dat nogal afwijkende paneeltjes van Liesbeth die in een naïeve stijl geschilderd zijn, eenzelfde opmerkelijke vitaliteit uitstralen’.
Andere exposanten in De Stal
Na bovengenoemde familie-expositie bieden Han en Liesbeth in augustus 1981 aan de in Hillegom woonachtige beeldend kunstenares Annemarie Honderdors (geboren in 1931) de gelegenheid om in hun 'huisgalerie' De Stal wandkleden van haar hand te exposeren. Volgens een recensie in de Leeuwarder courant d.d. 7 augustus van dat jaar zijn deze wandkleden geïnspireerd op 'structuren uit de natuur, zoals hout, stenen, planten, en bewegend water'. Daarbij maakt de kunstenares gebruik van 'zachte, bijna pastelachtige plantaardige kleuren, die uitstekend met elkaar harmoniëren'. In een latere periode zal Honderdors ertoe overgaan om keramische elementen in haar wandkleden te verwerken. Uiteindelijk is zij zich steeds meer gaan richten op keramische objecten, deels gecombineerd met onderdelen van textiel, hout en metaal zoals koper.
Eind 1981 volgt in De Stal een expositie van beeldend kunstenares Anneke van Kesteren uit Lisse (geboren in 1954). Getoond worden gewassen pentekeningen en schilderijen, die in een kunstrecensie in een (niet nader geïdentificeerde) krant getypeerd worden als ‘vol schilderachtig expressionisme en jeugdige onstuimigheid’. Toch klinkt in deze recensie ook kritiek door bij de beoordeling van de getoonde monumentale, kubistisch aandoende modelstudies van balletdanseressen, geschilderd in ‘een breed palet met talrijke felle rode en blauwe kleuraccenten’, als geschreven wordt dat deze ‘ondanks hun dynamiek en vaak bizarre titels [zoals 'Contradictio in terminis' en 'Tegenfeitelijke vastomlijndheid'] onder een zekere oppervlakkigheid gebukt gaan en meer kleur- en vormstudie dan artistiek eindproduct zijn'.
In 1982 worden in De Stal drie tentoonstellingen van gastexposanten gehouden. Een medio mei 1982 gerealiseerde expositie heeft als titel ‘Nieuwe volkskunst’ meegekregen, vermoedelijk betrekking hebbend op een tentoonstelling van regionale naïeve kunstenaars. Nadere gegevens hierover zijn echter niet gevonden.
Medio juni van dat jaar exposeert vervolgens kunstenares Judith Boer (1935-2013), op dat moment in Amsterdam woonachtig, in de galerie van Han en LiesBeth. Een kunstrecensie in de Leeuwarder Courant van 4 juni 1982 bericht hierover: 'Judith Boer, dievroeger in Bolsward woonde [...] maakte destijds al indruk door poëtische tekeningen met mensfiguren, [...]' om te vervolgen met: ‘Zij is nu heel anders gaan werken. Haar landschappen zijn heel stil en mensen ontbreken. De kracht ligt vooral in het buitengewoon fraaie kleurgebruik. Haar kleuren hebben een gloed, en intensiteit die je zelden aantreft’. Enige tijd later zal Judith Boer terugkeren naar Friesland, waar zij in Huins gaat wonen en daar een huisgalerie opent, waarin ook zowel Han als LiesBeth zullen exposeren.
Aansluitend (medio juli) exposeert autodidact schilderes Teatske Bruinsma - de Vries (geboren in 1938) uit Bolsward in De Stal met 35 aquarellen, die als thema de fusie van de mens met het landschap hebben. Volgens een recensie in de Leeuwarder Courant van 2 juli 1982 zijn de getoonde vrouwelijke figuren van Bruinsma - de Vries ‘echter niet alleen één met de natuur, zij lijken ook vervuld van smartelijke, opgewekte of weemoedige gevoelens’ en even verderop: ‘Haar harmonieuze voorstellingen met titels als “Verzonken zon” en “Korenbloemenstroom” zijn uitingen van een romantisch verlangen met een treurige ondertoon, dat te maken heeft met de behoefte aan menselijkheid, liefde en aandacht’.
Na 1982 worden in De Stal geen exposities meer georganiseerd.
Groepsexposities van Han in 1981 en 1982
In 1981 neemt Han deel aan een groepsexpositie in bejaardenhuis Talmatstate te Huins. Hierover zijn geen nadere gegevens teruggevonden.
In 1982 volgt een groepstentoonstelling in de meubelzaak van R.P. de Boer te Bolsward, waarbij ook Han en zoon Jeroen van de partij zijn. Over het hier getoonde werk van Han meldt de Leeuwarder Courant van 21 mei 1982 dat het gaat om 'enige aquarellen, die ondanks een vrij overdadig en expressief kleurgebruik toch fris en spontaan aandoen'.
Eerste solo-expositie in Friesland
In 1985 volgt dan een solo-expositie van Han in Museum Johannes Hesselhuis te Joure, waarbij de opening wordt verricht door zoon Jeroen. In een (niet nader geïdentificeerd) Fries krantenartikel wordt onder meer vermeld dat Jeroen in zijn ‘bijzonder sympathieke en met kennis van zaken uitgesproken openingsrede’ de verwantschap heeft aangehaald tussen het werk van zijn vader met dat van schilders als Floris Verster en Kees Verweij.
In een kunstrecensie in de Jouster Courant van 30 oktober 1985 wordt dieper op het geëxposeerde werk van Han ingegaan. Het oordeel pakt enigszins dualistisch uit: ‘De olieverfschilderijen, aquarellen en etsen hebben met elkaar gemeen dat zij met grote liefde en zorgvuldigheid gemaakt zijn. Dit geldt zowel in compositorisch opzicht als voor de gebruikte kleuren. Toch is deze expositie in zijn totaliteit enigszins onevenwichtig. Dat komt in de eerste plaats, doordat er in het werk van deze kunstenaar een verandering van stijl te bespeuren valt. Ten tweede is het gebruik van het materiaal in de schilderijen nogal wisselend. Hierdoor ontstaan schilderijen met zowel matte als gladde oppervlakten, zonder dat duidelijk wordt waarom hiervoor gekozen is’. De aanwezige landschappen van Han, ‘veelal op expressionistische wijze geschilderd’, worden overigens positief beoordeeld: ‘Van deze landschappen gaat een zeer dreigende kracht uit. Dit wordt vooral bewerkstelligd door de dreigende luchten. Het naderend onheil wordt versterkt. Doordat er van geen menselijke activiteit sprake is’. Anders dan bij bovengenoemde landschappen wordt met betrekking tot de aanwezige schilderijen ‘Boerderij Jansen te Parrega’ en ‘Dorpsherberg Parrega’ vermeld: ‘Beide weken zijn nogal minutieus geschilderd, zodat eerder sprake is van realisme dan van expressionisme’. Met betrekking tot het olieverfschilderij ‘Stilleven met perenpotje’ wordt opgemerkt dat dit enige verwantschap heeft met de expressionistische landschappen, waarna de recensent zijn relaas over dit schilderij vervolgt met: ‘Hier staan enige gebruiksvoorwerpen uitgestald op een tafel, die diagonaal in het vlak staat. In de rechterbovenhoek is nog een gedeelte van de donkere achtergrond zichtbaar. Door deze ingreep is dit schilderij sterk van compositie’. De aquarellen met stillevens van allerlei bloemen wordt het zwakste onderdeel van de tentoonstelling gevonden: ‘Ze zijn kleurrijk maar te decoratief’. De recensie eindigt lovend met: ‘Daarentegen zijn de etsen het aanzien meer dan waard’.
Zoveel mensen, zoveel meningen. Dat blijkt ook uit onderstaande recensie van Han’s expositie in Joure, verschenen in de Leeuwarder Courant van 1 november 1985. Uit de sfeer van de geëxposeerde werken van Han maakt deze recensent op: ‘Ongehinderd door het feit dat er al miljoenen landschappen en stillevens op doek en papier zijn gezet, schildert hij Friese landschappen, hortensia’s, appels en flessenstillevens, gewoon omdat hij er zo ontzettend veel plezier in heeft en in de wetenschap dat er uiteindelijk toch nooit twee schilderijen hetzelfde zijn’. Over de olieverfschilderijen meldt hij: ‘De olieverven zijn fris en helder van kleur. De landschappen zijn niet altijd even gelukkig uitgevallen. “Landschap Friesland” is wat “skier” en vlak gebleven’. “Donker landschap” en de drie doeken die ernaast hangen doen enigszins routineus aan. Maar het “Stilleven met perenpotje”is met zwier opgezet en vertoont ook een goede stofuitdrukking’. In tegenstelling tot de eerder beschreven recensent laat de journalist van de Leeuwarder Courant zich met betrekking tot Han’s aquarellen juist lovend uit: ‘Boeiend zijn vooral de luchtige aquarellen, waar Werz een gevoelige toon heeft gevonden. Naast“Rhododendrons” en “Stilleven flessen”springt vooral het ingetogen“Valappels” eruit’.
Een expositie-uitstapje naar Doetinchem
Dankzij de connecties van de in Doetinchem wonende oudste zoon Stephan en zijn vrouw worden Han en LiesBeth in 1986 in de gelegenheid gesteld om gezamenlijk hun werk te tonen in het Stadsmuseum aldaar. In een (niet geïdenticeerd) regionaal krantenbericht van 4 juli 1986 over deze expositie meldt de recensent dat de opening ervan is verricht door zoon Stephan, 'die in een geestige toespraak tot vreugdevolle herkenning enige prille schilder- en tekenproeven van zijn ouders toonde'. Met betrekking tot Han wordt verder geschreven dat hij zich inmiddels heeft ontwikkeld 'tot een kunstenaar die zichzelf durft te zijn, maar die niettemin daarmee in wijde kring de aandacht trok door de liefde waarmee hij zijn onderwerpen behandelt en de onverdeelde aandacht waarmee hij zijn kennis en ervaring inzette voor een gevoelige en daardoor aansprekende vormgeving'. Vervolgens wordt verder ingegaan op het aanwezige werk van Han: 'Onder de veelsoortige technieken van zijn zelfportretten boeien zijn tekeningen mij het meest. Voor de kleine etsen in de vitrines heeft hij duidelijk Rembrandt tot leermeester gehad (en dat kon slechter). De beschouwer die in sommige aquarellen en stillevens een meer gedetailleerde afwerking meent te missen, moge bedenken dat ook deze staat van voleinding een achtenswaardig stijlbegrip is'. Met betrekking tot LiesBeths naïeve schilderkunst is de recensent van mening dat zij hierin 'een typisch vrouwelijk gevoelselement onbelemmerd kan laten gelden' om te vervolgen met: 'Een plezier op zichzelf om dit panorama van een romantische wereld te gaan bekijken'.
In een andere kunstrecensie van een (niet nader geïdentificeerde) regionale krant worden de schilderijen van LiesBeth met slechts één regel afgedaan: ‘bontgekleurde, in naïeve stijl geschilderde werken’. Voor de ‘overwegend expressionistische landschappen, stillevens en portretten’ van Han is meer aandacht, waarbij zijn wisselende stijlopvatting vooral in de etsen als het meest consequent wordt ervaren. Meer concreet wordt hierover genoemd: ‘Naast enkele subtiele zelfportretten, geeft hij in een verstilde weergave van het Friese landschap blijk van een verregaande verfijning van de droge naald-etstechniek’. Over Han’s olieverf landschappen schrijft de recensent: '[...] vooral in het landschap verdwijnt het detail ten gunste van de expressieve werking van de kleur. Het werk is los geschilderd en krijgt diepte. De verstilling maakt plaats voor een soms geladen en dreigende atmosfeer van de lucht boven het landschap’. Enkele van Han’s olieverf stillevens worden als volgt gekarakteriseerd: '[...] bezitten diezelfde overrompelende kracht van het eenvoudige en direkte schilderij’, maar de recensent vervolgt dan kritisch met: ‘In andere werken krijgt Werz’ vlotte en losse stijl concurrentie van zijn liefde voor het detail en verliezen daarmee enigszins hun ruimtelijkheid. Het lijkt alsof de schilder op twee gedachten hinkt’. Als eindconclusie wordt tenslotte geformuleerd: ‘Het is echter jammer dat deze verschillende opvattingen van een schilder in Doetinchem door elkaar zijn opgehangen. Dat doet afbreuk aan de werken afzonderlijk en komt de harmonie van de expositie als geheel niet ten goede’.
Expositie in de dorpsherberg van Parrega
In 1987 exposeert Han in dorpsherberg De Harmonie van zijn woonplaats Parrega. Het Bolswards Nieuwsblad (datum onbekend) maakt hier melding van en benoemt dat er olieverfschilderijen, aquarellen, krijttekeningen en etsen te zien zijn, waaronder verschillende uit Parrega en omgeving. Dieper wordt niet ingegaan op de getoonde kunstwerken, behalve de samenvattende opmerking: ‘Het werk wat er hangt spreekt voor zichzelf, hangt in een sfeervolle ruimte, en is zeer de moeite waard om te bekijken’. Op een bij dit korte artikel behorende krantenfoto wordt wel een fijngevoelige ets afgebeeld van een gezicht op Workum.
VII. De periode 1988-2002: verblijf in de Achterhoek
Verhuizing naar Doetinchem
November 1988 verhuizen Han en LiesBeth van Parrega naar Doetinchem, waar zoon Stephan en zijn vrouw wonen. Redenen voor deze overstap vormen onder meer de in toenemende mate bij Han opspelende reumatische klachten, die zich slecht verenigen met het tamelijk vochtige woonklimaat in Parrega (in een direct naast water gelegen woning) en daarnaast ook de grote mate van energie die het onderhoud van de omvangrijke tuin vergen. In Doetinchem betrekken zij in eerste instantie op tijdelijk basis een woning aan de Tarwedreef 85. Dit in afwachting van een (geplande) verhuizing binnen Doetinchem in 1990 naar het adres Boesmate 9, welk pand voordien bewoond werd door Stephan en zijn vrouw, die dan een nieuw gebouwd huis elders in Doetinchem betrekken. In 1997 vieren Han en LiesBeth uitgebreid hun50-jarig huwelijksjubileum. Vijf jaar later zal Han in genoemde stad overlijden.
In hun nieuwe woonplaats Doetinchem blijven zowel Han als LiesBeth zeer actief en productief doorgaan met hun kunstenaarschap. Beiden realiseren ook exposities in deze periode. Han richt zich in zijn werk onder meer op het landschap in de omgeving (waaronder dat van de Oude IJssel), geschilderd in een brede en losse toets. Hierbij nemen de luchten een prominente plaats in, een tendens die reeds in zijn Friese periode was ingezet. Een waar meesterwerk in dit genre is een in 1991 door Han geschilderd groot schilderij van 1,20 x 1,50 cm, waarin de ruimtelijkheid van het landschap en de weerkaatsing van de lucht in het water op magistrale wijze is verbeeld. Het kleurpalet van Han's olieverf landschappen in de jaren negentig loopt uiteen van tamelijk helder tot meer 'zompige' nuances van bruin-, groen- en grijstinten die tonaal dicht bij elkaar liggen. Deze laatstgenoemde werken vertonen zowel qua vormgeving als atmosfeer sterke verwantschap met de Haagse school stijl van de late 19de eeuw.
Daarnaast gaat Han onverdroten door met het schilderen van zijn geliefde olieverfstillevens. Hierbij is een ontwikkeling te zien in de vorm van een rond 1995 'hoekiger' stijl van schilderen met een expressief kleurgebruik, die verwantschap toont met het werk van de post-impressionistische schilder Paul Cézanne (1839-1906), ook al vanwege het gebruik van gedrapeerde doeken waarop de eenvoudige gebruiksvoorwerpen van het stilleven zijn uitgestald in combinatie met de als 'strooigoed' gepositioneerde vruchten. Korte tijd later gaat Han vervolgens over op een steeds lichter en transparanter kleurgebruik in combinatie met een meer detaillistische, maar ook ietwat statische vormgeving. Dit werk draagt het karakter van weliswaar realistische, maar zeker ook atmosferische fijnschilderkunst; dit in tegenstelling tot zijn landschappen. Ook blijft Han aquarellen maken en - tot het allerlaatst toe - tekenen.
Solo-expositie in Heerenveen
Nog in het verlengde van zijn Friese netwerk heeft Han van eind 1988 tot begin 1989 een solo-expostie in de kantine van Tektronix Holland N.V. te Heerenveen, een Amerikaans bedrijf dat verfijnde test- en meetapparatuur produceert. De opening wordt verricht door dhr. M. Abbema, burgemeester van de gemeente Wonseradeel.
Onder meer in het bedrijfsblad van Tektronix, Troniek geheten, wordt in de aflevering van december 1988 Han’s werk op deze tentoonstelling besproken. Over zijn werkwijze wordt vermeld: ‘Hij gebruikt over ’t algemeen een expressionistische manier van schilderen, met forse, grove penseelstreek in allerlei richtingen en heldere, vrij felle kleuren’. Daarnaast wordt in deze recensie ook dieper ingegaan op het geëxposeerde werk: 'Han Werz houdt zich vooral bezig met het thema landschap en stilleven, maar hij heeft ook veel portretten gemaakt, van zichzelf, zijn vrouw en zijn kinderen. Een mooi voorbeeld van een zelfportret in linosnede illustreert de voorzijde van een brochure [behorend bij de expositie bij Tektronix] en vormt de inleiding van de tentoonstelling. Een prachtig portret van LiesBeth Werz siert de trap in de hal; hier heeft Han niet gestreeft naar een exacte gelijkenis maar heeft een impressie willen geven van zijn vrouw in een prachtige kleurencombinatie van rode en paarse tinten. Binnen het thema landschap valt zijn grote liefde voor de natuur op in de met zeer veel precisie gemaakte etsen van b.v. dierbare plekjes in eigen tuin. Ook heeft hij veel landschappen in olieverf gemaakt, zowel vrije interpretaties van de natuur, alsook schetsen van het Friese landschap met bestaande boerderijen en gebouwen, onder meer uit de omgeving van Parrega. Grote aandacht wordt besteed aan de wolkenpartijen, die soms een zelfstandig, bijna abstract schilderij gaan vormen. Daarvan getuigen ook titels als “lucht 1” en “lucht 2” en “dreigende lucht”. In zijn stillevens in olieverf- en aquareltechniek toont hij eveneens zijn grote vakmanschap in de weergave van een aantal traditioneel gegroepeerde, alledaagse voorwerpen als flessen, potten en kruiken, meestal gecombineerd met fruit. Opvallend zijn de bloemstillevens, waarbij de aquareltechniek volledig wordt beheerst en uitgebuit, b.v. “Borages”, “Kan met bloemen”’.
In een (niet nader geïdentificeerde) krantenrecensie over de expositie in Heerenveen kopt de journalist met ‘Levende luchten en sombere stillevens’. Over Han’s stillevens is hij niet zo te spreken. Hij typeert deze zeer kritisch als ‘worstelingen met het materiaal’, ‘overwegend grauw en triest in kleurschakering’ en schrijft meer uitgebreid: ‘Traditioneel vormgevend groepeert Werz alledaagse gebruiksvoorwerpen in bombastische stillevens. In een brede, ietwat naïeve stijl versmelten op afstand de, in detail onhandige, uitwerkingen tot een sober geheel. Er valt geen licht binnen op een enkele glimmer in een pot of glas en de vreugde van wat bloemen en fruit na. Fijne bloemen worden tot monumentale beelden en geven niet echt Werz’ liefde voor de natuur weer. Een meer tere manier van werken zou het resultaat zeker ten goede komen’. De kritiek doet denken aan recensies met betrekking tot Han’s olieverf stillevens in de periode 1945-1950,die destijds ook als nogal ‘monumentaal’ en ‘onbeweeglijk’ werden gekwalificeerd.
Over Han’s aquarellen op de tentoonstelling in Heerenveen is bovengenoemde recensent beter te spreken: 'De schilder Han Werz blijkt zich ook beter te kunnen uiten met de waterverfpenseel dan met de olieverfwast. Voor de kunstenaar zelf zal ik de plank misslaan [waarschijnlijk een terechte inschatting Han kennend]; in het overbrengen van gevoelens slaan de heldere en levendige aquarellen beter aan. Hoewel ook hier uitzonderingen een regel bevestigen, dat zal duidelijk worden. De bloemen in de voorgrond, ik doel hier op de waterverfstillevens, zijn soms vies en te doorwerkt, terwijl de achtergrond juist die helderheid bezit die een aquarel zo eigen zijn. De speelse penseelvoering van Werz komt vooral tot uitdrukking in de aquarellen “Griekenland”. Daarin weet hij de sfeer van het land op een rake manier in kleurtoetsen aan te stippen’. Ook positief is de recensent over een aantal van zijn landschappen als hij schrijft: ‘De meer dan gewone aandacht voor wolkenpartijen is bij Han Werz uitgegroeid tot verwerkingen die naar het abstracte overhellen. Expressieve vlakken en streken accentueren een kleurige lucht, niet realistisch, maar bovenal sfeervol en levendig’. Niet alle op de expositie aanwezige landschappen van Han kunnen echter de toets der kritiek weerstaan: ‘Zodra het landschap weer wordt aangegeven en de compositie een streeknaam krijgt, wordt het gegeven voorspelbaar en minder interessant’.
Groepstentoonstelling in Huins
In 1990 neemt Han voor de laatste keer deel aan een groepsexpositie in Friesland, dit maal in de galerie van kunstenares Judith Boer te Huins (Friesland), die het onderwerp 'bloemen' als onderwerp heeft. In de Leeuwarder Courant van 31 augustus 1990 wordt met betrekking tot hier van hem getoond werk melding gemaakt dat een ‘schilderij met flessen en een fris veldboeket met zichtbaar overleg tot stand kwam' en: 'Wertz speelt vakbekwaam met een geraffineerd wisselend standpunt'.
Expositie in Velp
In 1992 exposeert Han in het oude kerkje van Velp. Aan deze tentoonstelling, waar olieverven, aquarellen en etsen worden getoond, wordt in de Graafsche Courant van 16 april 1992 kort aandacht besteed. Behalve samenvattende achtergrondinformatie over Han wordt hij in het artikel gekarakteriseerd als ‘een schilder met vakmanschap; hij gelooft in zijn vak en moet schilderen’. De geëxposeerde werken worden verder niet besproken.
Voor de laatste keer exposeren
In 1994 heeft Han zijn laatste tentoonstelling. Deze wordt gehouden te ’s-Heerenberg in het gemeentehuis van Bergh. Bij de expositie verschijnt een korte brochure, waarin de nodige achtergrondinformatie over Han alsook een prijslijst van de geëxposeerde werken (met hun benaming) is opgenomen. Hieruit kan worden opgemaakt dat veertien olieverven, twaalf aquarellen en drie etsen worden getoond. Hieronder bevinden zich in de omgeving van Doetinchem gemaakte werken, zoals 'OmgevingZeddam' (olieverf), 'Oude IJssel Doetinchem' (aquarel), 'Rhedense veerweg' (aquarel), 'IJssel' (aquarel), ‘IJssel bij Giesbeek’(aquarel) en 'Maisveld omgeving Doetinchem' (olieverf). Een kort artikel in een (niet nader geïdentificeerde) regionale krant haalt slechts wat tekst aan uit bovengenoemde tentoonstellingsbrochure en bespreekt verder niet inhoudelijk het geëxposeerde werk van Han.
Han over zichzelf als kunstschilder
Voor deze kroniek interessant is met name dat deel van bovengenoemde brochure uit 1994 waarin Han zelf aan het woord komt: ‘Naar mijn idee kon ik eerder tekenen dan praten. Mijn eerste herinneringen waren de geur van papier en kleurkrijtjes, de grote voldoening van iets “gemaakt” te hebben en de waardering van een artistieke vader. Nu, met mijn 73 jaar, voel ik nog altijd diezelfde voldoening als ik goed gewerkt heb. Hoe langer ik schilder, des te minder kleuren ik ben gaan gebruiken. Mijn palet heeft nu ongeveer negen, voornamelijk heldere kleuren, waar ik talloze kleurnuances mee kan bereiken. Mijn onderwerpen zijn de simpele, gelukkig makende dingen uit mijn directe omgeving en de verstilde natuur. Hier in de Achterhoek nog volop aanwezig, en als men er oog voor heeft, een balans voor de waanzin en ellende in de wereld. Met hart en ziel schilderen is hard werken. Op deze manier hard werken stopt niet als men 65 jaar wordt. Integendeel, dan begint het pas …. Eigenlijk begint het iedere dag opnieuw en ik hoop deze kennis en kunde nog vele jaren te hebben. “Art longa, vita brevis”’.
Het doek valt In de tweede helft van de jaren negentig wordt bij Han prostaatkanker vastgesteld. Een operatie kan helaas niet verhinderen dat het ziekteproces, zij het langzaam, zich toch voortzet. In de jaren 2000 en 2001 maakt Han onder meer enkele tekeningen en een olieverfschilderij met als beeldthema 'dode vogel'. Het is verleidelijk om te veronderstellen dat het in die periode meer dan anders bezig zijn met zijn eigen sterfelijkheid hieraan ten grondslag heeft gelegen, te meer omdat dit onderwerp nooit eerder door hem is verbeeld. Han blijft tot het allerlaatst toe tekenen in de dummy-boekjes die hij als schetsboeken gebruikte. Op 5 april 2002 tekent hij voor de laatste keer een zelfportret, met zijn hoofd gelegen op het kussen van zijn ziekbed en met een aandachtig beschouwende blik van berusting in de ogen. De naderende dood wordt door hem op een moedige, waardige en bij vlagen ook humoristische manier ondergaan. Hij schikt zich in het onherroepelijk naderende einde. Zijn laatste schets (een portret van zijn zoon Stephan) wordt door hem nog met vaste hand gesigneerd: ‘Han Werz’, met daaronder - in een moeizamer handschrift - de datering: ’21 april 2002’. Han sterft een dag later (op 22 april 2002) in zijn eigen huis te Doetinchem.
De daaropvolgende crematie in kleine kring vindt plaats in genoemde stad. In het kader hiervan schreef de auteur van deze biografie het navolgende, korte ‘in memoriam’:
'Han is dood. Aan de last van het lijden is een eind gekomen. Eindelijk onderweg naar de Paradijstuin die wij hem toewensen. Licht als een veertje dat omhoog wordt geblazen door de wind. Wat achterblijft zijn herinneringen aan Han als vader, schoonvader, en bompa [opa]. Overwegend mild en dierbaar, slechts een enkele keer gekleurd door de felle emotie van onvervuld verlangen. Verhalen van toen, tot ook die zullen zijn uitgestorven. Maar langer nog blijft zijn werk. De vele tekeningen, etsen, aquarellen en olieverven. Ze vertellen tot in lengte van dagen over als Han als schilder. Ze tonen een door hem zelf geschapen wereld, waarin hij zich veilig voelde. Eindeloze reeksen landschappen en stillevens. Weinig mensen. Een ordelijke wereld vol impressies van schoonheid en harmonie. Een wereld waarin de rauwe werkelijkheid van chaos, onzekerheid, angst en teleurstelling kon worden buitengesloten. Bespiegelingen die Han zelf nooit zo geformuleerd zou hebben. Anderhalve week geleden sprak ik hem voor het laatst. Ik vroeg hem toen naar wat hij zelf als de kern van zijn werk als kunstschilder beschouwde. Zijn antwoord was verbluffend simpel: sfeer. Han was de schilder van sfeer. Nu hij is hij dood. Onderweg naar hogere sferen. Dat wordt dus volop genieten voor hem’.
Ook de oudste zoon Stephan haalt die dag in zijn ‘in memoriam’ onder meer één aspect van het kunstenaarschap van zijn vader aan als hij stelt: '[...] want ik ga kijken met jouw ogen en luisteren met jouw oren zoals je me dat heel bewust gevraagd hebt’.
VIII. Epiloog
In de gesprekken die Han in de laatste periode voor zijn overlijden met zijn naaste familieleden en aanhang voert, benoemt hij wel eens een enkele keer dat hij bang is om na zijn dood snel vergeten te zullen worden. Dat die angst ongegrond was, zoals wij hem dat toen al verzekerden, blijkt wel uit de realisatie van deze website over Han als kunstenaar gemaakt door Han Werz Jr.
Op initiatief van ondergetekende is in de zomer van 2013 voor het eerst contact gelegd met de conservator van Museum Tongerlohuys te Roosendaal, Janine Verster. Zij reageert direct enthousiast op het voorstel om een overzichtstentoonstelling over het werk van Han te maken. Als vervolgens LiesBeth hierover geïnformeerd wordt, reageert zij spontaan met de uitspraak: Wat vind ik dat nou leuk!. Niet lang hierna (op 29 oktober 2013) overlijdt zij op 88-jarige leeftijd in een verpleeghuis te Winterswijk, waar zij een maand eerder is opgenomen. De daarop volgende crematie vindt in kleine kring plaats te Doetinchem. Op 7 september 2014 wordt de gezamenlijke as van Han en LiesBeth door hun vier kinderen (en bijbehorende partners) en hun vier kleinkinderen uitgestrooid in de duinen nabij De Zilk. Bij die gelegenheid is door oudste zoon Stephan het navolgende, reeds eerder door LiesBeth uitgekozen gedicht voorgelezen:
'Het licht
Het licht is zo gigantisch groot hierboven het weidse strand dat ligt niet aan het licht het ligt aan ons, hier in het zand
We zijn twee druppels van de zee van 't strand zijn wij twee korrels en mijmerend denken we bij onszelf: zo, en nou lusten we wel twee borrels'
Na een lange en intensief-eendrachtige voorbereiding door Han Werz jr. en ondergetekende wordt tenslotte op 18 april 2015 de expositie 'Han Werz. Een man van sfeer en de poëzie der kleine dingen' geopend in Museum Tongerlohuys te Roosendaal. Hierbij wordt opnieuw het glas geheven, maar nu in een feestelijk en groot gezelschap van genodigden. Tijdens de opening voeren de auteur van deze kroniek en Theo Laurentius het woord. Ook wordt door de 9-jarige Bente, een achterkleinkind van Han, een stukje voorgelezen uit het dagboekschriftje van hem uit 1943-1944. Deze postume overzichtstentoonstelling, bestaande uit 110 geselecteerde werken van Han uit de periode 1938-2001, duurt tot en met 7 juni van dat jaar.
Ondanks het feit dat door de gemeente Roosendaal een persbericht met betrekking tot bovengenoemde expositie is verstuurd aan diverse landelijke en regionale dag- en weekbladen blijft dit keer een inhoudelijke recensie uit en wordt alleen in de Roosendaalse Bode aandacht besteed aan de opening op 18 april. Han Werz jr. en ondergetekende malen hier niet om en achten onze missie hoe dan ook geslaagd!
Hans van Gangelen (schoonzoon van Han Werz, echtgenoot van zijn dochter Mariëtte)